dinsdag 2 augustus 2005

Kardinaal Ratzinger over Europa’s Cultuurcrisis (Deel 3)

Betekenis en grenzen van de huidige rationalistische cultuur Wij geven hier een vertaling weer van de lezing die Josef kardinaal Ratzinger, nu Paus Benedictus XVI, op de dag voor het overlijden van paus Johannes Paulus II gaf in het klooster van St. Scholastica in Subiaco, Italië. Deze lezing vond plaats op 1 April, toen hij de St. Benedict Prijs voor de bevordering van het leven en het gezin in Europa ontving. Deze vertaling is gebaseerd op de Engelse vertaling van Zenit.org. Laten we deze laatste twee vragen behandelen. Met betrekking tot de eerste, dat is, tot de vraag of een universeel geldige filosofie kan worden bereikt, die uiteindelijk geheel wetenschappelijk rationeel is, die de gemeenschappelijk drijfveer van alle mensen uitdrukt, moeten we antwoorden dat we ongetwijfeld belangrijke verworvenheden hebben bereikt die zich kunnen beroepen op een universele geldigheid. Hierbij behoren de verworvenheden dat religie niet kan worden opgedrongen door de staat, maar dat zij alleen kan worden geaccepteerd in vrijheid; respect voor de fundamentele rechten van iedere mens; scheiding van de machten en controle over die macht. We kunnen echter niet veronderstellen dat deze fundamentele waarden, die wij als doorgaans geldig beschouwen, in iedere historische context op dezelfde manier kunnen worden gerealiseerd. Niet iedere maatschappij voldoet aan de sociologische ontwikkeling die geschikt is voor een democratie gebaseerd op partijen, zoals wij die in het Westen vinden, daarom moeten we ook de totale religieuze neutraliteit van de staat in het leeuwendeel van de historische contexten als een illusie beschouwen. En dus komen we nu bij de problemen die in de tweede vraag worden opgeworpen. Maar laat ons eerst nog kijken of de moderne verlichtingsfilosofieën, beschouwd als een geheel, het laatste woord over de gemeenschappelijke en universele oorzaak kunnen bevatten. Deze filosofieën worden gekarakteriseerd door het feit dat zij positivistisch zijn en daarom anti-metafysisch, zo sterk zelfs dat er uiteindelijk geen plaats meer is voor God. Ze zijn gebaseerd op de zelf-begrenzing van het rationeel positivisme, die in feite alleen van toepassing is op het technische bereik, maar die wanneer zij wordt veralgemeniseerd een mutilatie van de mens met zich meebrengt. Dit heeft tot gevolg gehad dat de mens niet meer toegeeft aan een morele claim die zich buiten zijn eigen berekeningen bevind. Zoals we zagen, leidt dit concept van vrijheid, dat op het eerste gezicht onbegrensd lijkt, ten slotte tot de zelf-vernietiging van de vrijheid. Het is waar dat de positivistische filosofieën belangrijke elementen van waarheid bevatten. Maar deze zijn gebaseerd op de opgedrongen begrenzingen van de rede, karakteristiek voor een specifieke culturele situatie – die van het moderne Westen – en zijn daarom niet het laatste woord van de rede. Niettemin zijn ze, hoewel ze volledig rationeel lijken, niet de stem van de rede zelf, maar ze zijn cultureel geïdentificeerd met de huidige situatie in het Westen. Daarom zijn zij op geen enkele manier de filosofie die potentieel universeel geldig is. Bovendien, moet worden vermeld dat deze verlichtingsfilosofie, en de bijbehorende cultuur, onvolledig is. Zij scheid zich bewust af van haar eigen historische wortels en beroofd zichzelf van de levende krachten waaruit zij is ontstaan, van dat fundamentele geheugen van het mensdom, bij wijze van spreken, die noodzakelijk is voor de reden om haar oriëntatie niet te verliezen. Kennen is doen Men gaat, in feite, nu van het principe uit dat de capaciteit van de mens wordt gemeten naar zijn daden. Datgene waarvan men weet hoe het kan worden gedaan, kan ook worden gedaan. Er bestaat geen “weten hoe te doen” meer dat gescheiden is van een “in staat zijn te doen”, omdat dit tegen de vrijheid zou zijn, de hoogste waarde. Maar de mens weet van heel veel dingen hoe zij ze kan doen, en deze kennis groeit nog steeds – de mens zal van steeds meer dingen weten hoe zij ze kan doen. Wanneer dit “weten hoe te doen” geen weerslag vind in een morele norm, wordt het, zoals we nu al kunnen zien, een vernietigende kracht. De mens weet hoe hij een mens kan klonen, en daarom doet hij het. De mens weet hoe hij mensen kan gebruiken als een orgaanwinkel voor andere mensen, en dus doet hij het, hij weet het omdat hij het beschouwt als dringend noodzakelijk voor zijn vrijheid. De mens weet hoe hij een atoombom kan maken en dus maakt hij hem, en overeenkomstig het principe is hij ook geneigd om hem te gebruiken. Ten slotte is terrorisme ook gebaseerd op deze modaliteit van de zelfautorisatie van de mens, en niet op de leer van de Koran. De radicale breuk tussen de verlichtingsfilosofieën en haar wortels wordt uiteindelijk tot een minachten van de mens zelf. De mens heeft fundamenteel geen vrijheid, wordt ons verteld door de woordvoerder van de natuurwetenschappen, ook al staat het volledige diametraal op het beginpunt van de gehele vraag. De mens moet niet denken dat hij meer is dan alle andere levende wenzen, en daarom behoort hij ook te worden behandeld zoals zij, wordt ons zelfs verteld door de meest vooruitstrevende vertegenwoordigers van een filosofie die duidelijk is afgescheiden van de wortels van het historisch geheugen van de mensheid. We stellen onszelf twee vragen: of een rationalistische (positivistische) filosofie wel strikt rationeel is en bijgevolg of zij universeel geldig is, en of zij compleet is. Is zij autonoom? Kan zij, of meer direct moet zij, haar historische wortels naar het louter historische bereik verbannen en daarom alleen tot iets dat alleen subjectief geldig kan zijn? We moeten op deze twee vragen met een definitief “nee” antwoorden. Deze filosofie drukt niet de gehele menselijke rede uit, maar alleen een deel ervan, en vanwege deze verminking van de rede kan zij niet worden beschouwd als volledig rationeel. Daarom is zij incompleet, en kan alleen worden vervolmaakt door haar opnieuw in contact te brengen met haar wortels. Een boom zonder wortels droogt uit. Het verwijderen van God Door dit te beweren, wordt zeker niet datgene wat positief en belangrijk aan deze filosofie is ontkend, maar men bevestigt slechts dat zij een vervolmaking nodig heeft die haar diepgaande tekortkomingen weg zal nemen. Daarom moeten we onze aandacht opnieuw vestigen op de twee controversiële punten in het voorwoord van de Europese Grondwet. De verbanning van de christelijke wortels blijkt nu geen uitdrukking van een hogere verdraagzaamheid te zijn. Geen verdraagzaamheid die alle culturen op dezelfde manier respecteert, en daarom geen voorkeurbehandelingen wenst te geven. Zij blijkt eerder de verabsolutering van een gedachtegang en een leven dat het radicale tegenovergestelde is van de historische culturen van de mensheid. De werkelijke tegenstelling die karakteristiek is voor de wereld van vandaag is niet die tussen de verschillende religieuze culturen, maar die tussen de radicale manier waarop de mens zich van God, de bron van het leven, “bevrijd” heeft, aan de ene kant, en van de grote religieuze culturen aan de andere kant. Als er een botsing van culturen zou zijn, is het niet omdat de grote religies botsen – die hebben altijd al onder elkaar gestreden, maar zij hebben ten slotte ook altijd met elkaar weten te leven – maar omdat deze radicale zelf-verlossing botst met de grote historische culturen. Daarom is de weigering om naar God te verwijzen geen uitdrukking van een tolerantie die de niet-theïstische religies en de waardigheid van atheïsten en agnostici wil beschermen, maar eerder de uitdrukking van een geweten dat God graag definitief uit het publieke leven van de mensheid wil verwijderen, dat hem degradeert naar de in het subjectieve bereik overgebleven culturen uit het verleden. Relativisme, het beginpunt van dit alles, wordt dus een dogmatisme dat zelfs denkt in het bezit te zijn van een definitieve redelijke draagwijdte [scope of reason], en het recht denkt te bezitten om al het andere als alleen een fase van het mensdom te beschouwen, die ten slotte is overwonnen, en daarom op gepaste wijze gerelativeerd kan worden. In de praktijk betekent dit dat we om te dit te kunnen overwinnen onze wortels nodig hebben. Wanneer we niet willen dat de menselijke waardigheid verdwijnt moeten we God niet uit het oog verliezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten