zaterdag 12 maart 2011

Gueranger: Het Mysterie van de Vastentijd

We kunnen er zeker van zijn dat een seizoen zo heilig als de Veertigdagentijd rijk is aan mysteries. De Kerk heeft het, ter voorbereiding van de grootste van al haar Feesten, tot een tijd van inkeer en boetedoening gemaakt. Zij heeft er daarom alles in gelegd dat het geloof van haar kinderen zou kunnen aanwakkeren, om hen te bemoedigen tot de zware taak van de boetedoening voor hun zonden. Tijdens Septuagesima hadden we het aantal zeventig. Dit deed ons denken aan die zeventig jaren van ballingschap in Babylon waarna Gods uitverkoren volk, gezuiverd van afgoderij, kon terugkeren naar Jeruzalem en het Pascha vieren. Het is nu het nummer veertig dat de Kerk ons voorhoudt: een nummer dat, zoals de Heilige Hiëronymus opmerkt, staat voor straf en kwelling [In Ezechiël, hoofdstuk xxix] Laten we niet vergeten de veertig dagen en veertig nachten van de zondvloed (Gen. VII. 12). Gezonden door God in Zijn toorn toen hij berouw had dat hij mensen had gemaakt. Hij vernietigde het hele menselijke ras met uitzondering van één familie. Bedenken wij hoe het Hebreeuwse volk, als straf voor hun ondankbaarheid, veertig jaar in de woestijn zwierf voordat ze werden toegelaten tot het Beloofde Land. Laten we luisteren naar onze God die de profeet Ezechiël beveelt om veertig dagen op zijn rechterzij te liggen, als een beeld van de belegering die de vernietiging over Jeruzalem zou gaan brengen. [ Ezech. iv. 6]. Er zijn twee figuren in het Oude Testament die in hun eigen personen, de twee manifestaties van God uitbeelden: Mozes, die de wet typeert; en Elias, die het beeld is van de Profeten. Beide zijn toegestaan tot God te naderen - de eerste op de Sinaï [Exod. xxiv. 18], de tweede op Horeb [3 Koningen, xix. 8] - maar eerste hebben beiden zich voor moeten bereiden op de grote gunst door een verzoenende vasten van veertig dagen. Met deze mysterieuze feiten voor ons, kunnen begrijpen we waarom de Zoon van God, die mens geworden voor onze redding en die zichzelf wilde onderwerpen aan de pijn van het vasten, koos voor het aantal van veertig dagen. De Veertigdagentijd nadert ons met alles wat de geest kan imponeren: met haar plechtige karakter en met haar kracht om vrede met God te sluiten en onze zielen de zuiveren. Laat ons daarom verder kijken dan de kleine wereld die ons omringt en zien hoe het hele Christelijke universum is. Juist in deze tijd door het opofferen van deze veertig dagen van boete als een offer van verzoening aan de gekwetste Majesteit van God. En laat ons hopen dat, zoals bij Nineve, hij genadig accepteert het zoenoffer van dit jaar en ons onze zonden vergeeft.
[Vertaald uit het Engels, bron: New Liturgical Movement]