zaterdag 28 januari 2006

BOEKBESPREKINGEN: Cornelia de Vogel, een markante bekeerlinge

Door het publiceren van haar boek 'Ecclesia Catholica' in 1946 werd de toen kersverse bekeerlinge Cornelia de Vogel plotseling een bekende katholiek. In dit boek heeft ze geprobeerd, zoals de ondertitel ons vertelt, een 'redelijke verantwoording van een persoonlijke keuze' te geven. Ze was zich echter er terdege van bewust, dat voor een bekering meer nodig is dan de redelijke verantwoording die zij gaf, namelijk dat zo'n bekering uit geloof moet komen, uit een persoonlijk geloof dat innerlijk moet rijpen . Zij wist immers zelf uit ervaring dat iedere bekering een sterk persoonlijke kant heeft. Deze meer persoonlijke redenen voor haar overgang naar de katholieke Kerk hield de erg op haar privacy gestelde professor echter, op een enkele kleine, sporadische hint na, voornamelijk voor zichzelf. Dit gat heeft Paul Luykx in het onlangs verschenen boek 'Cornelia de Vogel: leven en bekering' geprobeerd te dichten. Hierbij legt hij, om het met zijn eigen woorden te zeggen, meer de nadruk op 'levenservaring' en 'psychologische achtergronden' daar waar De Vogel in haar boek zelf meer de nadruk legt op 'studie' en het 'louter geestelijk proces'. De eerste drie hoofdstukken geven dan ook een boeiend verslag van de persoonlijke weg die De Vogel naar de Moederkerk aflegde.

Bekering

Uit het boek van Paul Luykx komt Cornelia de Vogel, naar voren als een pientere, hoog getalenteerde, doortastende, maar ook koppige vrouw, die niet van goedkope antwoorden hield. Kortom een typische professor. De in 1905 geboren Leeuwardse was een echte zoeker en principieel denker, die al op zeer jonge leeftijd met de Griekse wijsgeer Plato vertrouwd raakte. Haar zoektocht naar de waarheid, de hoogste waarheid, de Logos, deed haar in eerste instantie via de theosofie, die zij als te irrationeel te licht bevond, in 1927 bij het orthodox protestantisme uitkomen, haar feitelijke bekering, alwaar zij de Logos vond. Paul Luyxk weet deze zoektocht aan de hand van Vogels dagboek goed weer te geven. Een citaat uit dit dagboek van 6 februari 1924 over een ingrijpende ervaring gedurende een augustusnacht in het voorafgaande jaar, dat als het startpunt van een intensivering van Vogels zoektocht kan worden beschouwd, wil ik de lezers hier niet onthouden:

'Toen heb ik aanschouwd de Eeuwigheid - zeg niet dat het niet kan, ik heb het zelf ondervonden. Eén ogenblik heb ik diep mijzelf aanschouwd, door te versmelten in het Al. Niet met een vaag gevoelen - met klaar-helder bewustzijn voelde ik, zàg ik, door de zuivere werking van mijn geest mij al het stoffelijke ontzinken; zàg ik de openbaring van Plato's Ideeënleer, zàg ik de Waarheid zelf - of liever: bewùst was ik in haar. Nooit nog had ik werkelijk ingezien, dat deze wereld nìet bestaat; woorden slechts waren het voor mij. Maar nu - o zalig oogenblik - verstond ik het plotseling hoe "het niet-zijnde is": deze wereld, zij ìs niet, want zij is slechts een verschijningsvorm van de Ideeënwereld - en tòch, zij ìs, want zij ìs de Ideeënwereld, door onze menselijke constitutie in deze vorm vernomen. Ik zag de werkelijkheid van de geest, de onwerkelijkheid van den stof, het niet-zijnde. [...] Oneindige God, U had ik aanschouwd. Nooit, nooit meer kon ik U verliezen.'

Na haar bekering tot het protestantisme verhaalt Luykx van de persoonlijke weg die de Vogel naar de katholieke Kerk voerde. Een weg die inderdaad zeer persoonlijk is, en waarvan het ook niet te verwonderen is dat Cornelia die voor haar zelf wilde houden. Door een affaire, zij het van haar kant een min of meer platonisch, ziet Cornelia een huwelijk op de klippen lopen. Geschokt door de zondigheid van dit gebeuren en haar rol die zij daarin heeft gespeeld, gaat zij hevig twijfelen aan de orthodox protestantse leer dat iedere zonde gelijkwaardig is. Daarnaast leed de Vogel ernstig aan reuma, waardoor zij met haar neus op het menselijk lijden werd gedrukt, en zich vragen stelde naar het nut daarvan. Door deze levenservaring weekte Cornelia los van de Calvinistische principes en ging ze verder op zoek. Haar vragen vond zij beantwoord in de katholieke Kerk, waarin zij 21 december 1944 te Wittem werd opgenomen.

Objectief?

Het ware goed geweest als Luykx hier was gestopt. Maar hij gaat door met het beschrijven van De Vogels aandeel in de jaren zeventig. We komen nu wel heel dicht bij het heden, en zoals gewoonlijk, komt dan des te sterker het probleem van subjectiviteit om de hoek kijken. Luykx heeft wel geprobeerd een objectieve stijl te handhaven, maar toch vallen er hier een daar een aantal gaten.

Zo probeert hij, aan het eind van het derde hoofdstuk, de wetenschappelijke stellingen over Plato van professor De Vogel te analyseren. Hij geeft weliswaar aan niet voldoende in het specialisme thuis te zijn om spijkers met koppen te kunnen slaan. Toch meent Paul Luykx te kunnen concluderen dat De Vogel haar wetenschap op 'verkorte-afstand' van de katholieke Kerk beoefende, en daarmee als 't ware in conflict kwam met de autonomie van niet-godsdienstige gebieden. Dit staat echter in schril contrast met het beeld van De Vogel dat de rest van het boek ons toont: iemand die zich laat leiden door onderzoeking. Vooral in het kader van de verderop in het boek beschreven houding van De Vogel ten opzichte van de pauselijke encycliek Humanae Vitae - een houding die verre van traditioneel katholiek en volgzaam was - lijkt deze constatering op zijn minst paradoxaal.

Daarnaast schrijft Paul Luykx Cornelia's angst voor protestantse invloeden en het daarbij gepaard gaande protest toe aan haar bekering. Het zou voor bekeerlingen, zoals De Vogel, niet te verkroppen zijn, dat de theologische problemen die ze tijdens haar bekering hebben moeten overwinnen nu door de moderne theologen eenvoudig kunnen worden overbrugd. Het blijft echter vreemd dat het boek 'De grondslag van onze zekerheid' waarin Cornelia haar bezorgdheid uitte, juist in orthodox protestantse kringen - de kringen waarmee ze heeft moeten breken - veel positiever werd ontvangen dan in katholieke kringen. Daarnaast valt nog hevig te twijfelen aan de door Luykx impliciet geponeerde stelling dat de theologische problemen daadwerkelijk overbrugd zijn.

Verder laten ook andere uitspraken uit het vierde kwart van dit boek een vervelende nasmaak achter bij de katholieke lezer die het orthodoxe geloof nog heeft bewaard. Daaronder reken ik onder andere de manier waarop Luykx de in zijn ogen kwalijke rol van De Vogel in de affaire Schillebeeckx behandelt. De eenzijdige en lafhartige manier waarop hij over prof. Van der Ploeg spreekt. Het omschrijven van de door Vaticaanse maatregelen gedempte levendige atmosfeer als een roomse variant op de 'zwarte-kousen-kerk'. Dit doet de lezer afvragen in welke mate de eerste drie hoofdstukken, die weliswaar een aardig beeld geven van de weg die De Vogel heeft afgelegd, en de keuze om voornamelijk de 'psychologische invloeden' te behandelen door deze subjectieve grondhouding beïnvloed zijn.

Paul Luykx: Cornelia de Vogel: Leven en bekering, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2004, ISBN 9065508120