zaterdag 24 februari 2007

Interview Mgr. Ranjith: “Het is de Heilige Vader die zal beslissen”

Hieronder volgt een vertaling van een recent engelstalig interview uit Inside the Vatican. Het Engelse orgineel is hier te vinden.
"HET IS DE HEILIGE VADER DIE ZAL BESLISSEN"
Iedereen die zich interesseert voor de liturgie van de Kerk vraagt zich af of de paus binnen kort een motu proprio zal uitvaardigen dat de viering van de “Oude Mis” zal toestaan, wanneer hij dat zal doen, en wat erin zal staan. Een van de liturgisten van het Vaticaan laat zijn licht schijnen over de plannen van de paus. ANTHONY VALLE: Uwe Excellentie, sinds uw benoeming als secretaris van de Congregatie voor de Eredienst bent u zeer gul geweest in het geven van interviews over de liturgie aan de internationale pers. Enkele van uw uitspraken zijn verkeerd begrepen en hebben in plaats van tot de bedoelde helderheid tot controverse geleid. Zou u iets willen verduidelijken? AARTSBISSCHOP MALCOM RANJITH: Wat ik in deze interviews wilde benadrukken was dat de post-conciliaire hervorming niet instaat is geweest de verwachte doelen, de spirituele en missionaire hernieuwing van de Kerk, te bereiken, zodat we er vandaag werkelijk blij mee kunnen zijn. Zonder twijfel zijn er ook positieve resultaten; maar de negatieve effecten lijken groter te zijn, en veroorzaken in onze gelederen veel desoriëntatie. De kerken zijn leger, liturgisch ‘freewheelen’ is aan de orde van de dag, en de werkelijke betekenis en het belang van dat wat wordt gevierd wordt verduisterd. Men moet zich dan gaan afvragen of het hervormingsproces in feite juist is uitgevoerd. Daarom moeten we goed bestuderen wat er gebeurd is, bidden en reflecteren over de oorzaken en met de hulp van de Heer overgaan tot de nodige correcties. VALLE: Het schijnt dat Paus Benedictus XVI een motu proprio zal uitvaardigen om het gebruik van de traditionele ofwel ‘Tridentijnse Mis’ te liberaliseren. Sommigen hopen dat het pauselijke motu proprio een juridische structuur in het leven zal roepen om priesters in staat te stellen de Traditionele Mis te celebreren zonder onterecht te worden bestookt en voortdurend te worden tegengewerkt door, ironisch genoeg, niet de anders gelovigen of de seculiere autoriteiten, maar door hun eigen herders en bisschoppen. Is deze hoop op een nieuw juridisch orgaan realistisch? Is een dergelijk orgaan noodzakelijk? RANJITH: Wel, er is een steeds luider wordende roep voor een rehabilitatie van de Tridentijnse Mis. Bovendien hebben zelfs bepaalde belangrijke mensen uit de elite recentelijk in enkele kranten publiekelijk gepleit voor deze Mis. De Heilige Vader zal - daar ben ik zeker van - hier notie van nemen en beslissen wat het beste voor de Kerk is. U spreekt over de mogelijkheid van het in leven roepen van nieuwe juridische structuren voor het implementeren van een dergelijke beslissing. Ik denk niet dat dit het probleem is. Wat belangrijker bij dit alles is, is een pastorale houding. Zullen de bisschoppen en priesters verzoeken om de Tridentijnse Mis afwijzen en daarmee een juridische structuur, die het uitvoeren van een beslissing van de Paus afdwingt, noodzakelijk maken? Ik hoop dat dit niet nodig is! De vraag die de herders zichzelf moeten stellen is: Hoe kan ik als bisschop of als priester zelfs één persoon dichter bij Christus en Zijn Kerk brengen? Het gaat niet zo zeer om de Tridentijnse Mis of de Novus Ordo. Het is alleen een vraag van pastorale verantwoordelijkheid en pastoraal gevoel. Dus wanneer de Tridentijnse Mis de weg opent om een beter niveau van spirituele verrijking van de gelovigen te bereiken, dan behoren de herders haar toe te staan. Het belangrijke aandachtspunt is niet zo zeer het “wat” maar het “hoe”. De Kerk moet altijd proberen de gelovigen te helpen dichter bij de Heer te komen, zich door zijn boodschap uitgedaagd te voelen en ruimhartig Zijn roepstem te beantwoorden. En wanneer dit kan worden bereikt door het celebreren van de Novus Ordo of de Mis van Pius V, wel, dan moet er ruimte worden gemaakt voor dat wat het beste is, in plaats van toe te spitsen op onnodige en verdeeldheid zaaiende theologische haarkloverij. Zulke dingen dienen met het hart te worden besloten en niet zo zeer met het hoofd. Ten slotte heeft Paus Johannes Paulus II in zijn schrijven Ecclesia Dei Adflicta van 1988 de bisschoppen persoonlijk opgeroepen hieromtrent grootmoedig te zijn, grootmoedig ten opzichte van hen die de Tridentijnse Mis wensen te celebreren of bij willen wonen. Daarnaast moeten wij niet vergeten dat de Tridentijnse Mis niet alleen het eigendom is van de volgelingen van aartsbisschop Lefebvre. Het is voor ons, als leden van de Katholieke Kerk, een deel van ons eigen erfgoed. Het Tweede Vaticaans Concilie, zoals paus Benedictus in december 2005 duidelijk heeft gezegd in zijn toespraak voor de leden van de Curie, had geen totaal nieuw begin voor ogen, maar een continuïteit met een hernieuwd enthousiasme en een nieuw gezicht dat beter beantwoordt aan de missionaire noden van de tijd. Daarnaast hebben we het serieuze probleem van het afnemende aantal gelovigen in sommige kerken in de Westerse wereld. We moeten ons vragen wat er in deze kerken gebeurd is en, wanneer het nodig blijkt, corrigerende maatregelen nemen. Ik denk dat deze situatie niet alleen aan de secularisatie te wijten is. Een diepe crisis van het geloof gepaard aan het nastreven van betekenisloze liturgische experimenten en nieuwigheden hebben hierin een rol gespeeld. Er is soms veel formalisme en smakeloosheid zichtbaar. Daarom moeten we een waarachtig gevoel van het heilige en het mystieke in de eredienst herstellen. Wanneer de gelovigen van mening zijn dat de Tridentijnse Mis hen meer dan iets anders dit gevoel geeft van het heilige en mystieke, dan moeten we de moed hebben hun verzoek in te willigen. Over het tijdstip van verschijnen en de aard van het motu proprio is nu nog niets bekend. Het is de Heilige Vader die zal beslissen. En wanneer hij een besluit genomen heeft, dan moeten wij dat allemaal in gehoorzaamheid accepteren, en met een waarachtige liefde voor de Kerk hem proberen te helpen. Elke tegenstrijdige houding zal slechts de spirituele missie van de Kerk schaden en de Wil van de Heer tegenwerken. VALLE: Zoals vandaag de dag zo veel Katholieken, zijn mijn vrouw en ik tot de ontdekking gekomen dat wij de viering van de Novus Ordo Mis op zondag eerder geïrriteerd en verbijsterd verlaten dan spiritueel gesterkt. Hoe komt dat? RANJITH: Bij het celebreren van de Novus Ordo moeten we datgene wat we op het altaar doen erg serieus nemen. Ik kan geen priester zijn die in zijn slaap droomt over wat hij de volgende dag tijdens de Mis gaat doen, naar het altaar te lopen en beginnen aan een viering met allerlei soorten nieuwe zelfgemaakte rubrieken en handelingen. De Heilige Eucharistie is van de Kerk. Daarom heeft zij een eigen betekenis die niet kan worden overgelaten aan de eigenaardigheden van iedere afzonderlijke celebrant. Ieder element in de liturgie van de Kerk heeft zijn eigen lange ontwikkelingsgeschiedenis en betekenis. Het gaat hier zeker niet om private “tradities” en kan dus ook niet het voorwerp van manipulatie door Jan en alleman zijn. In feite zegt Sacrosanctum Concilium dat het naast de Apostolische Stoel en de bisschoppen, waar dit aan de laatsten door de eerste wordt toegestaan, “absoluut niemand anders is toegestaan, zelfs niet een priester, iets op zijn eigen autoriteit toe te voegen of te verwijderen” (SC 22). Ondanks dat zien wij momenteel in bepaalde gebieden van de Kerk veel liturgisch freewheelen, en dat voornamelijk vanwege een foutief verstaan van de liturgische theologie. Het mysterie van de Heilige Eucharistie – bijvoorbeeld - wordt vaak verkeerd of slechts gedeeltelijk begrepen, waardoor de deur open blijft staan voor allerlei soorten liturgische misbruiken. Bij het vieren van de Heilige Eucharistie leggen sommige te veel het accent op de voorgangersrol van de priester. Maar we weten dat de priester in werkelijkheid bij dat wat er op het altaar gebeurd niet de hoofdrolspeler is. Dat is Jezus Zelf. Daarnaast heeft iedere liturgische viering ook een hemelse dimensie “die wordt gevierd in de heilige stad Jeruzalem, waarheen wij als pelgrims op weg zijn” (SC 8). Anderen leggen de Eucharistie uit op een manier waarbij de nadruk wordt gelegd op haar maaltijddimensie; men brengt haar in verband met “communio” (gemeenschap). Dit is ook een belangrijke overweging, maar we mogen niet vergen dat het niet zo zeer gaat om een gemeenschap gevormd door hen die deel nemen aan de Eucharistie maar eerder om een gemeenschap met de Heer Zelf. Door de Eucharistie neemt de Heer ons in Zichzelf op en in Hem worden wij in gemeenschap (communio) geplaatst met al de anderen die zichzelf met Hem verenigen. Het is dus niet zo zeer een sociale ervaring, maar eerder een mystieke. Vandaar dat zelfs de Eucharistie als “communio” een hemelse ervaring is. Wat belangrijker is, is het offerkarakter van de Eucharistie. Telkens wanneer we de Eucharistie vieren herleven wij het offer van Calvarie; wij vieren het als het moment van onze verlossing. En juist dit gegeven geeft vorm aan de unieke waardigheid en bron van identiteit van de priester. Hij werd door Christus ingesteld voor de viering van het wonderbaarlijke mysterie van het veranderen van deze vergankelijke stukjes brood in het werkelijke, verheerlijkte Lichaam van Christus en dit kleine beetje wijn in het Bloed van Christus, tegenwoordigstellend het offer van Calvarie voor het heil van de wereld. En dit moet iedere keer wanneer de priester de Eucharistie celebreert door hem worden geleefd, begrepen en geloofd. In feite legde Sacrosanctum Concilium de nadruk op de offer- en heilseffectiviteit van de Mis. De priester wordt aldus een andere Christus, om het zo te zeggen. Wat een grote roeping! En bijgevolg, wanneer we de Eucharistie devoot celebreren, dan zullen de gelovigen immense spirituele vruchten oogsten en keer op keer blijven terugkeren op zoek naar dat hemelse voedsel. VALLE: Er zijn er die beweren dat de oplossing van de liturgische crisis die de kerk vandaag teistert – en daarmee uiteindelijk ook van de geloofscrisis – bereikt zal worden door een terugkeer naar het exclusieve gebruik van de Tridentijnse Mis, terwijl anderen van mening zijn dat we eigenlijk een “reform of the reform” (hervorming van de hervorming), met andere woorden: een hervorming van de Novus Ordo, nodig hebben. Wat denkt u? RANJITH: Een “of-of” houding zal de Kerk onnodig polariseren, aangezien barmhartigheid en pastorale zorg ook een rol moeten spelen. Wanneer de Heilige Vader het zo wenst, dan kunnen beide naast elkaar bestaan. Dit zou niet betekenen dat we de Novus Ordo afschaffen. Maar door de interactie van de twee Romeinse tradities, is het mogelijk dat zij elkaar uiteindelijk zullen beïnvloeden. We kunnen niet zeggen dat alles helemaal vast staat, dat er niets nieuws kan gebeuren. In feite heeft Vaticanum II nooit gepleit voor onmiddellijke veranderingen in de liturgie. Het gaf eerder de voorkeur aan het “organisch laten groeien uit de bestaande vormen” (SC 23). Zoals kardinaal Antonelli, een uitermate gerespecteerd lid van het Concilium die de herziening van de liturgie na het Concilie ondernam, in zijn dagboeken opmerkt, zijn sommige liturgische veranderingen na het Concilie ondoordacht geïntroduceerd; lukraak, en gemaakt om daarna pas geaccepteerd gebruik te worden. De handcommunie bijvoorbeeld, is niet iets dat eerst voldoende bestudeerd en doordacht was voordat het door de Heilige Stoel werd geaccepteerd. Het werd in bepaalde Noord Europese landen lukraak geïntroduceerd en is daarna een geaccepteerd gebruik geworden om zich uiteindelijk uit te breiden naar andere plaatsen. Nu, dat is een situatie die voorkomen had moeten worden. Het Tweede Vaticaans Concilie heeft nooit gepleit voor zulk een aanpak van de liturgische hervorming. VALLE: Lex orandi, lex credendi, lex viviendi (“De wet van het gebed (is) de wet van het geloof, (is) de wet van het leven”). Is het waar dat de manier waarop wij de eredienst vorm geven en hoe wij bidden van invloed zijn op wat we geloven, en dat wat we geloven van invloed is op hoe we leven? Met andere woorden: beïnvloedt de liturgie uiteindelijk ons moreel leven? RANJITH: Ja. Hoe zouden wij de gelovigen kunnen overtuigen om offers te brengen aangaande hun ethische en morele meningen, wanneer zij niet eerst ten diepste worden geraakt en geïnspireerd door de genade van God. En zo iets gebeurt met name bij de eredienst, wanneer de menselijke ziel de verlossende genade van Gods het intiemst ondervindt. Door de eredienst wordt het geloof geabsorbeerd en loopt over van inspiratie en kracht, waardoor wij instaat worden gesteld om die morele keuzes te maken die in overeenkomst zijn met het geloof. In de liturgie moeten wij de nabijheid van God in ons hart zo intens ervaren, dat wij op onze beurt vaster gaan geloven en worden gedreven om rechtvaardiger te handelen. VALLE: Wat zijn enkele hedendaagse liturgische trends of problemen die correctie behoeven? RANJITH: Een van deze, zoals ik het zie, is de trend om, in sommige landen, oecumenische liturgieën als vervanging van de Zondagmis te organiseren, gedurende dewelke katholieke lekenleiders en protestantse dominees samen vieren en de laatste worden uitgenodigd om de preek te houden. Zondagse Liturgieën van het Woord met de uitreiking van de Heilige Communie, de vorm die alleen is toegestaan voor gevallen waarbij een priester niet aanwezig kan zijn, worden veranderd in een oecumenisch gebeuren dat aan de gelovigen een verkeerd signaal kan geven. Ze zouden gewend kunnen raken aan het idee van een zondag zonder de Eucharistie. De Eucharistie, zoals u weet, geeft de Kerk vorm (Ed E. 21) en dit staat voor ons katholieken centraal. Wanneer zij zo eenvoudig wordt vervangen door de Liturgie van het Woord, of nog erger door zogenaamde oecumenische gebedsdiensten, dan komt de eigenlijke identiteit van de Katholieke Kerk in het geding. Jammer genoeg horen wij ook van gevallen waarbij de Eucharistie zelf, op verschillende manieren, wordt gevierd tezamen met de protestantse dominees. Dit is helemaal onacceptabel en is een graviora delicta (“ernstiger vergrijp”) (RM 172). Oecumene is niet iets dat mag worden overgelaten aan de ad hoc keuzes van een individuele priester. Ware oecumene, zoals dit werd voorgestaan door Vaticanum II, komt vanuit het hart van de Kerk. De weg van de ware oecumene begint bijvoorbeeld met een serieuze reflectie van hen die als geschikt worden beschouwd om aan dat soort reflectie deel te nemen, zoals de Pauselijke Raad voor de Christelijke Eenheid en de Heilige Vader zelf. Niet iedereen heeft de competentie om te weten wat de manier is hoe deze delicate zoektocht naar eenheid dient te worden ondernomen. Het benodigd veel reflectie en gebed. Daarom behoort men niet op eigen houtje te experimenteren met liturgische nieuwigheden in naam van de oecumene. Een tweede verontrustende trend is het langzaam vervangen van de Mis gecelebreerd door een priester door een para-liturgische dienst geleid door een leek. Dit kan natuurlijk legitiem zijn wanneer er geen priester beschikbaar is en de mogelijkheden om aan de zondagsplicht te voldoen schaars zijn. Echter dit is een uitzondering, niet de regel. Wat gevaarlijk is, is het marginaliseren van de priester, zelfs wanneer hij beschikbaar is, en bepaalde pastorale lekenteams taken op zich nemen die alleen de priester toekomen. Ik bedoel hiermee de trend dat lekenleiders preken in plaats van de priester, zelfs wanneer hij aanwezig is, of de Heilige Communie uitreiken, terwijl de priester bij het altaar niets zit te doen. We moeten hier benadrukken dat, zoals het Tweede Vaticaans Concilie bevestigde, het algemeen priesterschap van de gelovigen en het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap “van elkaar in essentie verschillen en niet alleen in graad” (LG 10). En daarom is het een ernstig misbruik om leken taken die aan de priesters zijn voorbehouden te laten uitvoeren. Wat verkeerd is, is de toenemende wereldwijde tendens om de priesters te laïceren en om de leken te clericaliseren. Dit is ook contra mentem (“in strijd met de gedachte” of “in strijd met de bedoeling”) van het Concilie. Er is ook de toenemende trend om de Zondagsmis naar de zaterdag te verhuizen alsof dit “normaal” zou zijn. De zondag is echter de ware dag van de Heer, en daarom een dag van geestelijke en fysieke rust. Er is een beweging om haar belangrijkheid te verminderen, om haar te maken tot een dag van de wereldlijke afleiding. In Dies Domini, waarschuwde paus Johannes Paulus II tegen deze verontrustende trend. Een laatste punt dat ik hier nog wil noemen heeft betrekking op bepaalde gebruiken die in missiegebieden zijn geïntroduceerd, zoals bijvoorbeeld in Azië, in de naam van verandering, die strijdig is met haar culturele erfgoed. In bepaalde Aziatische landen zien we een trend om het staand op de hand communiceren te introduceren. Dit is niet overeenkomstig de Aziatische cultuur. De boeddhisten gaan tijdens hun eredienst plat op de grond liggen, met hun voorhoofd op de vloer. De moslims trekken hun schoenen uit en wassen hun voeten voordat ze de moskee betreden om te bidden. De hindoes betreden hun tempels met ontbloot bovenlijf als teken van onderwerping. Wanneer mensen de koning van Thailand of de keizer van Japen benaderen, dan doen zij dat op hun knieën als teken van respect. Maar in veel Aziatische landen heeft de Kerk, in plaats van het knielen, het gebruik van een eenvoudige buiging voor het Heilige Sacrament geïntroduceerd, het staan tijdens het ontvangen van de Heilige Communie, en het ontvangen op de hand. En we weten dat deze gebruiken niet kunnen worden beschouwd als overeenkomstig met de Aziatische cultuur. Daarnaast wordt aan de leken, wiens rol in de Kerk is toegenomen, zelfs niets gevraagd wanneer deze beslissingen worden genomen. Al deze zaken voorspellen niets goeds voor de Kerk en we moeten deze trends corrigeren, zodat de Eucharistie die we celebreren wordt, zoals St. Ignatius van Antiochië bevestigt, “medicijn voor onsterfelijkheid en middel tegen dood” (Eph. 20). Anthony Valle is een theoloog en schrijver die in Rome woont.