zaterdag 10 oktober 2009

Rondom 'bara'

Wat een heisa rond het woordje 'bara'. Het wordt gebracht als de ontdekking van de eeuw, maar in feite is het helemaal geen nieuwe ontdekking. Iets dergelijks was ik, bij de cursus “Introduction to the Old Testament (Hebrew Bible)” op de open course website van Yale, al eerder tegen gekomen, maar dan in een context die niet wil afbreken. Hier wordt door Professor Christine Hayes, vanuit de overeenkomsten maar ook juist vanuit de verschillen met andere scheppingsverhalen uit de omgeving van het volk Israël, de uniciteit en schoonheid van de Genesisverhalen uitgelicht. En dat zeker niet zonder de historisch kritische methode, nee zij maakt er ruimschoots gebruik van.

De Paus schrijft in het voorwoord van zijn Jezusboek [Joseph Ratzinger, Jesus von Nazareth, Erster Teil, Von der Taufe im Jordan bis zur Verklärung, Herder, 2007] over de balans die in de exegese moet worden betracht. Enerzijds moeten wij de historisch kritische methode niet a priori afwijzen, want:

“Wenn also Geschichte, Faktizität in diesem Sinn, wesentlich zum christlichen Glauben gehört, dann muss er sich der historischen Methode aussetzen – der Glaube selbst verlangt das.” (blz. 14)

Maar wij moeten ook beseffen dat deze methode zowel haar sterke punten als ook haar grenzen, haar beperkingen, kent:

“Gerade die Genauigkeit in der Auslegung des Gewesenen ist ihre Stärke wie ihre Grenze.” (blz 15)

en en even verderop:

“Sie kann bei sorgfältigem Bedenken wohl den 'Mehrwert' erahnen, die in dem Wort steckt, ... aber ihr eigentlicher Gegenstand ist das Menschenwort als menschliches.” (blz 15/16)

En natuurlijk moet, zoals bij elke 'zachte' wetenschap (en overigens ook, en meer dan wij ons beseffen, bij de 'harde' wetenschappen), het hypothetische karakter niet uit het oog worden verloren.

“Es ist als Grenze allen Bemühens um das Erkennen von Vergangenheit fest zu halten, dass dabei der Raum der Hypothese nicht überschritten werden kann, weil wir nun einmal die Vergangheit nicht in die Gegenwart herein holen können” (blz. 16)

Naast de historisch kritische methode zet Ratzinger1) de 'kanonieke Exegese', “... deren Absicht im Lesen der einzelnen Texte im Ganzen der einen Schrift besteht, wodurch alle einzelnen Texte in ein neues Licht rücken”. Hierbij verwijst hij naar Dei verbum 12, waarin onder andere staat “Maar omdat de Heilige Schrift ook in dezelfde Geest moet worden gelezen en verklaard waarin zij is geschreven, moet men, om de juiste zin van de gewijde teksten te achterhalen, met niet minder ijver letten op de inhoud en de eenheid van de gehele Schrift, rekening houdend met de levende overlevering van heel de Kerk en met de analogie van het geloof”. Voor ons Katholieken is dan natuurlijk Jezus de spil waar heel de Heilige Schrift om draait, en komt het verklaren van de Heilige Schrift in de Geest waarin zij is geschreven – is geïnspireerd – neer op een Christologische Hermeneutiek. Hierbij is dat wat de Heilige Schrift ons dus wil zeggen, meer dan wat de afzonderlijke schrijvers ons menselijkerwijs wilden zeggen:

“An dieser Stelle können wir sozusagen historisch ahnen, was Inspiration bedeutet: Der Autor spricht nicht als privates, in sich geschlossenes Subject. Er spricht in einer lebendiger Gemeinschaft und so in einer lebendigen geschichtlichen Bewegung, die er nicht macht und die auch von Kollektiv nicht gemacht wird, sondern in der eine größere führende Kraft am Werk ist. Es gibt Dimensionen des Wortes, die die alte Lehre von den vier Schriftsinnen im Kern durchaus sachgemäß angedeutet hat. Die vier Schriftsinne sind nicht nebeneinander stehende Einzelbedeutungen, sondern eben Dimensionen des einen Wortes, das über den Augenblick hinausreicht.” (blz. 19)

Zoals Claves Regni op zijn weblog heel mooi aangeeft is de Katholieke exegese gelukkig niet afhankelijk van de betekenis van een enkel Hebreeuws woord. “We hebben een Kerk die ons door de bijbelse jungle heen kan leiden.” Of zoals Ratzinger het heel mooi verwoord: “Das Volk Gottes – die Kirche – ist das lebendige Subjekt der Schrift; in ihr sind die biblischen Worte immer Gegenwart.” (blz 20)

De katholieke exegese is hierdoor een stuk beter bestand tegen de gevaren van historisch kritische methode, dan het protestantse “sola scriptura”. Echter door de crisis van de jaren 60/70 en de nasleep ervan is de Kerk dusdanig verslapt dat zij er nu soms wel aan ten prooi dreigt te vallen – zoals bijvoorbeeld uit het 'bara'-voorval blijkt. Gelukkig hebben wij een Paus die het juiste evenwicht probeert te herstellen. Maar met de huidige media vraag ik mij af of er naar hem geluisterd wordt; het ontbreekt vaak aan waarheidsliefde en sympathie. Niet voor niets richt hij zich in zijn boek tot de lezers met de volgende woorden waarmee ik ook dit stukje wil afsluiten:

“Ich bitte die Leserinnen und Leser nur um jenen Vorschuss an Sympathie, ohne den es kein Verstehen gibt” (blz. 22)

1) Omdat de Heilige Vader zijn boek niet als paus maar op persoonlijke titel heeft geschreven gebruik ik hier zijn burgerlijke naam.

zondag 20 september 2009

Aan de belegerde herders

Door Alphonse Salmeron S.J.

... Tot zo ver over het volgen van Christus zoals de apostel Johannes. Maar lieve God, hoe hartverscheurend is het wanneer de herders van de kudde overlopen naar satan, de prins van de duisternis, als hun meester, of hoewel niet zo vergaand als het verraden van hun Heer door afvalligheid, Hem zoals Petrus volgen, vanaf een grote afstand!

Wat wil ik u, Concilievaders, door dit metafoor zeggen; “vanaf een grote afstand, zoals Petrus?” Ik bedoel, bijvoorbeeld, zij die banger zijn voor hun vorst dan voor de Koning die de macht heeft hen te verbannen naar de eeuwigdurende verdoemenis. Ik bedoel, bijvoorbeeld, wanneer een bisschop zich niet bezig wenst te houden met de dagelijkse routine van zijn diocees, en alles wat daartoe behoort, maar liever de seniele oude gek speelt in de zalen van de machtigen en de verfijnden. Ik bedoel dat soort herder die de wolf ziet komen en vervolgens zelf zich stilletjes uit de voeten maakt. Ik bedoel het soort bisschop die uit lafheid hun mond houdt, in plaats van zelf stoutmoedig tussenbeide te komen als een toren van kracht, wanneer de schok van een plotseling aanval het Israël van God treft. Dit soort mannen zijn kleurloze zielen die hun talent in de grond hebben begraven. Om de gelijkenis nog treffender te maken, krimpen zij ineen bij de schrille beschuldiging van een dienster, en zij willen hun Heer niet erkennen. Voeg nog een beetje meer druk toe, en in hun paniek zullen zij hem botweg ontkennen.

De Kerk is onze Moeder, Het is altijd de plicht van een zoon geweest om zijn moeder met een standvastige zorg lief te hebben. Deze tijden vragen zoals nooit te voren om een onbevreesde toewijding van ons allen. Wanneer was onze Moeder de Kerk overstelpt door een dodelijkere haat, of een haat met een kwader doel? Haar tegenstanders mogen hun onderlinge meningsverschillen hebben, maar tegen haar zijn ze nooit sterker in een gezamenlijk doel verenigd geweest, noch zijn ze ooit zo talrijk geweest als vandaag.

Deze zonen van haar liefde, wat voor soort liefde hebben velen van hen die haar “Moeder” noemen werkelijk te bieden? Voor de een is het een baatzuchtige liefde, alleen oog hebbend voor de giften die zij van Moeder Kerk hopen te krijgen! Wat zou je het anders kunnen noemen, wanneer mensen gretig zijn naar eer, prestige en hun persoonlijke kerkelijke carrière. Vergeet deze speeltjes, want de Kerk heeft nog nooit zulke tijden van allesverslindende bitterheid meegemaakt zoals op dit moment. Ze heeft zichzelf nog nooit geconfronteerd gezien met een hardnekkigere geestelijke rebellie dan deze. Zij werpt de Goddelijke Wet met onvertrokken gezicht omver; alle mensenrechten worden aan de kant geveegd om hun doel te bereiken, en iedere theologische dolk is goed genoeg om te alles af te schaffen waarvan hij zelf niet een persoonlijk gevoel van nut heeft.

De Stoel van Petrus [zeggen de vijanden van de Kerk], nou..., dat natuurlijk, is gewoon Anti-Christ, daar hoeven wij ons niets van aan te trekken! De autoriteit van Concilies uit het verleden wordt weggewoven met een intolerante grimas. De leer van de Kerk is niet meer dan ouderwetse rotzooi, het geleuter van lang vervlogen dagen. In de daden en het woordgebruik van deze mannen klinken de tijden door waarover de psalmist schrijft “Laat ons de banden breken waarmee zij ons hebben gebonden, laat ons vrij zijn van het juk” (psalm 1 [?]). Is er ooit een tijd geweest waarin de mensen meer heiligschennis tegen de liefde en de zorg die zij hun Moeder in Christus verschuldigd zijn, pleegden? Zij slaan haar in het gezicht met bijtende woorden, en steken haar neer met de stiletto's van hun satire. Wat zij met hun opzettelijke en duivelse strategie beramen is definitief – haar moord.

Deze gigantische drift tot woede en ontheiliging is over het aardoppervlak gegaan “uit het land van de Noorderwinden vanwaaruit alle kwaad over de aarde wordt uitgestort” (Jer. 4:6). Het is gekomen als een bosbrand aangewakkerd door een bulderende storm, en de vlam heeft zich zo ver en wijds verspreid dat er amper een hoekje of spleet in de Kerk van God met rust is gelaten of onbeschadigd is gebleven. Zelfs onder degenen die nog steeds in het Katholieke Geloof staan, hebben deze verdeeldheid zaaiende krachten hun stempel achter gelaten. Er was ooit een natuurlijke familiare liefde die de bisschop en het volk verbond. U zult deze nu niet meer aantreffen. Het is normaal om te spreken over een bisschop als iemand die van nature een wolf, of een tiran, is. Hij is een moedig man die zijn recht op gehoorzaamheid, welke zijn kinderen en ondergeschikten hem verschuldigd zijn, durft te noemen. Direct klinkt er een gebrul van woede. Wij priesters zijn zo diep gevallen dat wij alleen nog maar cartoon-voer voor leken zijn; wij zijn de gedurende de hele dag een zieke grap. Ik zeg het je botweg: onze mensen zijn een lusteloos, ontmoedigd leger. Niet zo lang geleden zouden ze hebben aangedrongen op het bijeenhalen van grote sommen, maar wanneer zij echt te kort kwamen, hebben ze niet getwijfel om grote en nobele kerken te bouwen, waardige monumenten die hun vreugde in God tot uitdrukking brachten. Dit alles betekent dat Gods volk als een zich terugtrekkend leger is, de moraal is verdwenen.

Ik zeg het jullie dan eerlijk: Wat uw voorgangers met zweet en tranen, vasten en gebed hebben gebouwd, gaan jullie in deze huidige grimmige tijden niet redden met jullie gemakzuchtig, geesteloos leiderschap en administratieve nalatigheid. Het spijt mij, Vaders van dit Concilie, voor u met dit soort woorden het aangezicht van de Kerk te hebben moeten schetsen, en ook al de bespiegelingen op bisschoppen die dit met zich meebrengt. Ik kan alleen zeggen dat eerlijke ijver en mijn spirituele taak mij dwingen om dit te doen. En ik zal verder willen gaan en zeggen dat, tenzij jullie willen zien dat het met de Kerk helemaal voorbij is, jullie de arme Vrouw, die jullie geboorte in Christus gaf, in jullie armen moeten nemen en haar beschouwen als een heel ander soort moeder dan wat sommigen van jullie van haar hebben gemaakt.

Neem haar voor het leven zoals Johannes Maria nam aan de voet van het Kruis, volledig, in de eenzaamheid van de bitterheid. Hij nam haar niet in zijn leven als een soort van schoonmoeder, een echte last, met haar eisen iets van een ergernis voor hem. Dit is de geest van de ketterse en schismatieke mens voor wie de Kerk altijd in de weg staat! Zij zullen streven naar de dood van de schoonmoeder, zodat zij door middel van geheime samenspanningen haar uit het huis van hun hart kunnen verwijderen. Evenmin beschouwde Johannes haar, die is het model van onze Moeder de Kerk, als een handige werkvrouw handig in het huishouden en gedwongen om haar levensonderhoud bij hem te verdienen. Het soort man dat ik hier in gedachten heb zijn de bisschoppen die regeren met een dor gezag, het hart breken door de enorme onpersoonlijkheid en bureaucratie van hun bisschoppelijke curie. Ik zeg het jullie opnieuw, de Kerk is jullie Moeder in het huis van jullie hart, niet jullie “speel-meisje”, maar dat is alles wat jullie van haar maken wanneer jullie verlangen naar rijkdom en rente, eerbetonen en buigingen, en het ontbreken aan ieder begrip van de geest en het hart van een werkelijke vader voor de kudde die aan jullie is toevertrouwd. Nee! de Kerk is gewoon nog een vat waarin stelende handen mogen grijpen, niet gewoon nog een podium waarop mensen geboren voor privileges en macht voor hun medemensen mogen paraderen. Het soort moeder dat u werd aangeboden toen u bisschop werd, is een Vrouw beroofd en gebroken aan het voet van een Kruis. Sla uw sterke en loyale armen om haar heen, en wees een Johannes voor haar.

Nu, terwijl ik mijn overweging afsluit, mijn Vaders, zou ik willen dat jullie jullie harten opheffen. Zie uw voorbeeld in Johannes de Evangelist die als een machtige adelaar boven onze hoofden voorbijsnelt en zweeft. Hij moedigt u aan, zoals een adelaar zijn kroos aanmoedigt. Weest niet bang, spreid uit jullie vleugels en wees net zo machtig als hij. Dat is het soort mannen waar de Kerk van God nu naar zoekt als een bisschop. Johannes ging overal als de exacte en persoonlijke gelijkenis van zijn Meester. Hij was in het huis waar het meisje doorziek lag, en zij lachten spottend bij iedere gedachte aan haar herstel. Aldus is de Kerk vandaag zelf ziek. Johannes liep ook met Christus op de berg van de Transfiguratie, en ging standvastig met Hem in de tuin waar Hij bloed zweette. Johannes verliet hem niet, zelfs niet op de binnenplaats van de hogepriester.

Leef dan in de persoonlijke roeping waartoe jullie in Hem zijn geroepen, zodat jullie overal de heilzame zoetheid van Christus en de verkwikkende lucht van dat overvloedigere leven zijn. Wordt niet die stank van de dood waarmee de greep van die verderfelijke geest wordt bevestigd. Zijn jullie niet Gods heraut? Dan zwoeg over de ruwe bergen, jullie die het goede nieuws brengen naar Sion. Als jullie er werkelijk om gaven, verheft een sterke èn luide èn moedige stem. U ziet mensen die versmachten van dorst; het is aan jullie om de wateren van wijsheid te geven. Zijn jullie favoriete “wijze mannen” weg aan het glijden in het moeras van menselijke dwaasheid? Waarschuw ze luid en duidelijk! Hebben jullie priesters van wie het zout is gereduceerd tot moes? Het is aan jullie om hen te tonen waar de volheid van Christus te proeven is. Want jullie zijn mannen gepost op kantelen. Wees dan waarachtige leiders en schildwachten. Wees alert voor jezelf en voor heel het volk van Christus. Ik moet jullie vertellen dat jullie verantwoording moeten geven aan een Meester van volkomen onverbiddelijke integriteit. Hij zal het bloed van de verloren lammen aan de handen van de nutteloze herders eisen. Geef jezelf aan gebed, en Christus zal Zijn eigen kracht aan jullie waakzame moed toevoegen, opdat door Zijn macht, niet de van de mens, jullie de duivels die tegen jullie optrekken mogen overwinnen. De meest majestueuze eer en trots van jullie bisschoppelijk ambt is de lange lijst van lijden dat jullie voor de Kerk en voor God hebben doorstaan.

De gekruisigde Christus gaf zijn moeder aan Johannes, omdat Johannes Zijn geliefde discipel en meest standvastige vriend was. Dat is hoe Hij de Kerk vandaag aan u overhandigd. Zij wordt niet minder door Christus van het Kruis aan u gegeven omdat zij in deze Synode aan jullie liefhebbende zorg wordt toevertrouwd door de Heilige Geest. Uw Moeder in de Kerk, Maria, is ingestort en bewusteloos in jullie armen omdat zij het bloedige spektakel van een kruisiging van Christus [in Zijn mystiek lichaam] heeft gezien. Zij heeft Hem weer tot dood zien brengen in Zijn kinderen en Zijn meest dierbaren. Als jullie weer opnieuw leven en kleur in haar willen terugbrengen, hernieuw dan in de Kerk de oprechte en authentieke leer. Jullie bisschoppen van de Kerk alleen kunnen het verkruimeld weefsel van haar leven herstellen, maak recht het kromme pad, en hervorm wat verdraaid is geworden door dwaling. Met één woord, laat deze Moeder van Smarten, zo lang beroofd van de haar verschuldigde liefde en hulp van haar zonen, in u pilaren van sterkte vinden; in de gelijkenis met Christus' geliefde discipel. Te lang heeft zij gewacht. Zie erop toe haar nu niet uiteindelijk tekort te verzaken. Zo, ik heb gezegd wat ik wilde zeggen! Finis.

[Vertaald uit het Engels]

vrijdag 28 augustus 2009

Mgr. De Korte heeft ongelijk

Als ik nu een deel van de reacties rondom de column van Mgr. De Korte belees, zie ik hierin onder andere een beschuldiging van onbegrip – de bisschop begrijpt de verzuurden niet. De verzuurdheid heeft een oorzaak; er ligt vaak veel leed en liefde voor de Kerk aan ten grondslag. Dit heb ik juist ook in de laatste alinea van mijn vorige krabbel tot uitdrukking geprobeerd te brengen. Ik begrijp heel goed hoe dingen zijn ontstaan en wordt er maar al te vaak mee geconfronteerd. Ik ben echter bang dat zij die in hun reactie doorslaan zichzelf in de voet schieten. En ik was van mening dat Mgr. De Korte dit in zijn opiniestuk wilde zeggen. En hierin vindt ik dat hij nog steeds gelijk heeft. Zowel een bisschop als, een ander onderwerp waarin men soms ook in wil doorslaan, de H. Mis, maar overigens ook de persoon, hebben een intrinsieke waarde. Een bepaalde heilige vrees is dus gewenst. Wat niet weg neemt dat kritiek mag, nee bij misstanden is zij, juist gezien de intrinsieke waarde, noodzakelijk en misschien zelfs verplicht. Echter altijd met een bepaalde heilige vrees, opdat dat wat van intrinsieke waarde is niet gelijktijdig met het bestrijden van de misstand wordt afgebroken. Daarnaast loop je het risico dat zij die de intrinsieke waarde wel herkennen, zodanig beledigd en afgeschrikt worden, dat het juiste en terechte deel van de kritiek helemaal niet meer aankomt.
Naar aanleiding van de vervolg-column van de bisschop moet ik concluderen dat hij er werkelijk niets van begrepen heeft. Door de broederschap Pius X karikaturaal uit te maken voor “antisemitisch en reactionair” - of ten minste die elementen bevattende – geeft hij er blijk van hen niet te begrijpen, en daarom ontbreekt het hem aan die mildheid. Hij is ervan overtuigd op inhoudelijke gronden te reageren. Maar in wezen begaat hij bijna dezelfde fout als waarvoor hij in zijn vorige column waarschuwde, echter niet het uit zuurheid maar door een gebrek aan begrip.
Ook de karikatuur die hij schets van het Tweede Vaticaans Concilie en de kritiek daarop is zeer schadelijk. Een concilie is geen kattepis, en dient dus serieus genomen te worden. Belangrijk hierbij is een concilie te laten zijn wat zij is, daarbij behoort ook recht te doen aan dat wat de afzonderlijke uitspraken zijn. Een leerstellige uitleg is wat anders dan een beleidsstuk. Beleid kan zijn gebaseerd op verkeerde inschattingen, of kan veranderen naar gelang de omstandigheden veranderen. Daar waar het om oecumene en om interreligieus dialoog gaat, gaat het in wezen om beleid. Door beleidselementen gelijk te stellen aan leerstellige elementen wordt als het ware het concilie ondermijnd; het concilie mag zichzelf niet meer zijn. Hoe goed bedoeld ook, een dergelijke omgang met een concilie, welk concilie dan ook, zal uiteindelijk de ondergang van dat concilie betekenen. En daarvoor zijn concilies, ook het Tweede Vaticaanse, veel te belangrijk.

zondag 16 augustus 2009

Mgr. De Korte heeft gelijk

In een opiniestuk in het Nederlands Dagblad "Heilzame wacht bij tong en toetsenbord" schrijft bisschop De Korte over de toonzetting waarop kritiek op anderen wordt uitgeoefend:
Het is echter altijd goed om te beseffen dat blijde ogen dezelfde werkelijkheid anders zien dan droevige ogen. En het is volstrekt onvruchtbaar om voor complexe maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de ontkerstening van onze cultuur, zondebokken te zoeken. Juist orthodoxe christenen zouden weet moeten hebben van het verschil tussen kritiek en laster. Opbouwende kritiek kan, zeker ook binnen de christelijke gemeenschap, heilzaam zijn. Maar respectloze laster is echt een brug te ver. Je kunt niet opkomen voor de eer van God en ondertussen medemensen met kwaadsprekerij en suggestieve opmerkingen beschadigen. In die zin wil ik pleiten voor een heilzame wacht bij onze tong en bij het toetsenbord van onze computers. Eerst even nadenken voordat giftige boodschappen, die de kerkelijke zaak geen goed doen, de wereld worden ingezonden.
En Mgr. De Korte heeft gelijk! Het doet onze zaak geen goed wanneer we alles maar ongeremd en ongegeneerd roepen en schreeuwen. Wanneer we de ander niet als mens maar als ding gaan benaderen. Kritiek mag, en een beetje scherpte en sarcasme, zoals we dat bijvoorbeeld bij Chesterton aantreffen, heeft zeker ook zijn charme. Maar dat is nog heel wat anders dan het verbaal op elkaar inbeuken. Het is altijd goed te beseffen dat zelfs de ergste liberaal uit liefde voor de Kerk handelt. Hij wil de Kerk redden door haar in zijn ogen weer inhoud en elan te geven. Hij zit er ondanks zijn goede bedoelingen natuurlijk jammerlijk naast, en dat moet hem ook haarfijn uitgelegd worden. Maar ik denk dat, en niet alleen uit tact, maar ook uit respect voor de persoon, de goede bedoelingen altijd voor ogen moeten worden gehouden. Dit behoort dan die mildheid met zich mee te brengen, die juist noodzakelijk is om de ander te raken, hem dichter bij de waarheid te brengen. Dat is wat Mgr. De Korte wil zeggen. Natuurlijk is het zo dat er van vrijzinnige hoek in de afgelopen 40 jaar soms ook liefdeloos, althans bezien vanuit orthodox gezichtspunt, is gehandeld. Hierdoor zijn diepe wonden geslagen. Wonden die wanneer je ze tegen komt, en ja ik ben ze geregeld tegen gekomen, en heb ook zelf op het punt gestaan eraan ten prooi te vallen, je vervullen met een bedroefdheid die pijn doet. Het is goed te beseffen dat deze wonden er al zijn, en dat mensen hieruit handelen. Dit besef zou eigenlijk ook mild moeten stemmen.

Benedictijnen, Norbertijnen en Trappisten

Voor de RKJDelft heb ik een aantal teksten over benedictijnen, norbertijnen en trappisten in elkaar gezet om morgen te gebruiken bij een promotie-actie tijdens de OWEE-week. En waarom deze ordes? Nou ze maken alle drie bier, vandaar!
Benedictijnen
De benedictijner orde (Latijn: Ordo Sancti Benedicti), is een kloosterorde die de regel van de Heilige Benedictus van Nurcia volgt. Het leven volgens de Regel van Benedictus (Regula Benedicti) wordt gekenmerkt door het afwisselen van bidden en arbeid; het zogenaamde “ora et labora”. Volgens Benedictus moet bij een christen het gebed met het gehele leven samengaan, het leven is niet compleet wanneer het niet doordrongen is van gebed. Het gebed bestaat zowel uit het bewust leven in de aanwezigheid van God, het gezamenlijk koorgebed (acht keer per dag) alsmede het persoonlijk gebed. Maar ook werken is volgens Sint Benedictus essentieel voor de mens en van groot belang voor zijn welzijn. Het is zelfs in een zekere zin belangrijker dan het gebed en vormt de eerste conditie voor alle groei in goedheid, want genade vind geen medewerking in de ziel en het hart van een lanterfanter.
Volgens de Regel van Benedictus is privaat bezit verboden. Wel mogen de monniken als geheel bezittingen hebben. Het benedictijnse armoede ideaal bestaat er niet uit om van aalmoezen te leven, zoals bijvoorbeeld bij de bedelordes, maar is erop gericht de individu te beperken op dat wat eenvoudig en strikt nodig is. De bezittingen van het klooster, en die zijn in sommige gevallen enorm, zijn bedoeld voor het in stand houden van de gemeenschap en voor de zorg van anderen, zoals het geven van aalmoezen. Dus hoewel de individuele monnik arm is, moet het klooster in staat zijn om aalmoezen te geven, en niet genoodzaakt aalmoezen te vragen. Een benedictijn legt dan ook geen expliciete gelofte van armoede af, maar alleen een gelofte van trouw aan de Regel.
De benedictijner orde is plaatsgebonden ("stabilitas loci"). Dit wil zeggen dat iemand die in een bepaald klooster intreedt, zijn hele leven in dit klooster zal doorbrengen, en niet naar een ander klooster zal worden overgeplaatst (behalve wanneer vanuit dit klooster een nieuw klooster wordt gesticht).
Een benedictijner klooster vormt dus een gemeenschap die in eenvoud en stabiliteit, zowel door haar plaatsvastheid als door haar bezittingen, leeft in een ritme van 8 uur gebed, 8 uur werk en 8 uur rust. Dit recept bleek zo goed aan te slaan dat de Benedictijnse orde zich snel over heel Europa verspreidde, zowel doordat bestaande kloosters de Regel invoerden, als door het stichten van nieuwe kloosters. Wereldwijd zijn er nu meer dan 8.000 benedictijnen en 17.000 benedictinessen.
Benedictus van Nurcia
Sint Benedictus (circa 480 tot circa 547 n. Chr.), oorspronkelijk afkomstig uit Nurcia (nabij Perugia), was student in Rome. Geschokt door het losbandige leven van de studenten besloot hij de stad te verlaten en de wereld te ontvluchten. In Enfide (waarschijnlijk het huidige Affile, in het Simbrucini-gebergte) sloot hij zich aan bij enkele mannen, die zich aan een deugdzaam leven hadden toegewijd. Maar spoedig verlangde hij naar een grotere eenzaamheid, en besloot hij naar het noorden te trekken. Te Subiaco leefde hij drie jaar als kluizenaar in een grot, geholpen door de monnik Romanus, die hem van een monnikskleed en eten voorzag. Na enige tijd sloten zich hier enkele herders bij hem aan.
Toen de abt van de monniken van Vicaro overleed, werd Benedictus door de monniken gesmeekt zijn plaats in te nemen. Hij voorspelde dat de monniken zijn tucht snel beu zouden worden. En inderdaad, na enige tijd probeerden zij Benedictus zelfs te vergiftigen door hem een gifbeker voor te zetten. Echter toen hij de beker zegende, brak hij. Daarom wordt Sint Benedictus in de kunst vaak afgebeeld met een beker in de hand waaruit een slang tevoorschijn komt. De streken van de monniken werden hem wel iets te gortig, en daarom verliet hij deze toch niet altijd even aardige monniken. Hij ging terug naar Subiaco, waar hij voor zijn steeds groter wordende groep volgelingen twaalf kleine kloosters stichtte, elk voor twaalf monniken. Omstreeks het jaar 529 werd hem hier echter ook de grond te heet onder de voeten; de lokale pastoor was uit jaloezie vel tegen hem gekant.
Hierop vertrok hij met enkele monniken naar het zuiden, waar hij zich te Monte-Cassino in een oude toren van een verlaten Romeinse burcht vestigde. De omwonende boeren werden door zijn prediking bekeerd, de vlak bij de toren gelegen tempel van Apollo werd omgevormd tot kerk en het aldaar aanwezige afgodsbeeld werd aan gort geslagen. Te Monte-Cassino ontpopt Benedictus zich tot een waarlijk geestelijk vader en leider voor zijn monniken. Het is ook hier dat hij de Heilige Regel schreef; een samenvatting van zijn ervaringen, en tot op heden een van de belangrijkste grondvesten van het westerse kloosterleven.
Het gebed in de Regel van Benedictus
In zijn regel maakt Benedictus onderscheid tussen drie vormen van gebed. De eerste vorm is het gebed dat als het ware heel de dag doorademt. Hij noemt dit de eerste graad van nederigheid. Zij bestaat uit het zich bewust zijn van de aanwezigheid van God. Dit gebed wordt gevoed door de zorg voor het 'hart'. Door de gewoonte om in iedereen Christus Zelf te zien, wordt het hart beschermd tegen de verstrooiing die zou kunnen ontstaan door de sociale contacten. “Ontvang alle gasten als Christus zelf.”
De tweede vorm bestaat uit het publieke gebed. Dit gebed bestaat uit het koorgebed (plechtige vorm van het getijdengebed), het in het koor gezamenlijk reciteren van de psalmen en de hymnen, afgewisseld door lezingen uit de Bijbel en de kerkvaders. Dit gebed vindt op gezette tijden plaats, acht keer per dag. Hierdoor ontstaat een regelmaat, waarbij over heel de dag verspreid, met niet al te grote tussenpozen, men wordt opgeroepen tot een formeel, mondeling gebed. Door dit publiek gebed wordt niet alleen de individu aan God gewijd, maar ook de gehele gemeenschap.
De derde vorm is het private gebed. Hiervoor geeft de regel amper voorschriften. Zij dient te volgen uit de persoonlijke gaven. “Als iemand privaat wil bidden, laat hem stil in het oratorium gaan en bidden, niet met een luide stem, maar met de tranen en vuur van hart.” “Ons gebed behoort kort te zijn en met een puur hart, behalve wanneer het bij gelegenheid wordt verlengd door de inspiratie van goddelijke genade”.
Norbertijnen
De Norbertijnen of Preamonstrantensers is een orde van reguliere kanunniken gesticht te Prémontré in 1120 door de Heilige Norbertus van Xanten. Het is een gemeenschap van priesters met een ordesgelofte, en dus niet om monniken. Zij leven volgens de regel van Sint Augustinus; en leggen daarnaast ook de gelofte van armoede, onthouding en gehoorzaamheid af. Hun levenritme volgt in vergaande mate de monastieke standaard (koorgebed, gemeenschappelijke maaltijd in de refter). Vanuit deze gemeenschap doet de Norbertijn zijn (pastorale) werk. Door deze mix van zowel monastieke en canonieke eigenschappen is de Norbertijnerorde als het ware een kruising tussen deze twee. Hiermee is de Norbertijnerorde een van de eerste in zijn volgt. Later zouden anderen volgen, zoals de bedelordes, de Franciscanen en Dominicanen.
De Norbertijnerorde heeft zich vijf zaken specifiek tot doel gesteld: Laus Dei in choro (het plechtig zingen van het Heilige Officie; het getijdengebed); Zelus animarum (zielenijver); Spiritus jugis pœnitentiæ (de geest van de regelmatige boetedoening); Cultus Eucharisticus (een speciale devotie voor de Eucharistie); Cultus Marianus (Een speciale devotie voor de Heilige Maagd Maria, en dan met name haar onbevlekte ontvangenis). De eerste twee zijn specifieke eigenschappen van een canonieke orde, die zowel contemplatief als actief is. De derde is een eigenschap van een monastieke orde. De vierde en vijfde zijn specifiek voor de Norbertijnen.
St. Norbertus van Xanten
Sint Norbertus werd omstreeks 1080 te Genneperhuis (nabij Gennep) geboren uit een adellijk geslacht. Reeds op jonge leeftijd werd hij subdiaken en koorheer van Sint Victor te Xanten. Hierdoor was hij van een luxe leven en een riant inkomen verzekerd. In die tijd gebeurde het vaker dat adellijke zonen een kerkelijke positie toebedeeld kregen, niet omdat zij daartoe een roeping hadden, maar om het financieel gewin en de goede positie. Dit misbruik werd in de hand gewerkt doordat alleen de oudste zoon erfgenaam was, en er dus voor de jongere zonen een “passende” oplossing gezocht moest worden. Het merendeel van zijn tijd bracht de jonge Norbertus dan ook door aan het hof van de Keizer en niet in het klooster van Sint Victor te Xanten.
Op 28 mei 1115 werd hij tijdens een tocht naar Vreden (Westfalen) door de bliksem van zijn paard geworpen. Door deze gebeurtenis kwam hij tot inkeer. De voormalige carrière-clericus trekt zich terug in de abdij van Siegburg om zich te bezinnen. Hier wordt hij na een jaar tot priester gewijd. Hij sluit zich aan bij de zogenaamde Gregoriaanse Hervorming, een beweging die streeft naar een terugkeer naar de geest van de eerste Christenen (het zogenaamde vita apostolica). Vervolgens probeert hij tevergeefs zijn klooster in Xanten tot hervorming te bewegen. Maar wanneer dit niet wil lukken, besluit hij dit klooster te verlaten. Met een algemeen preekverlof van paus Galasius II begint hij een trekkend bestaan als de invloedrijke “Wanderprediger”. Hij doorkruist in Evangelische armoede de Nederlanden en het Rijnland. Door velen wordt hij gezien als de vleeswording van de hervormingsgedachte. Hierdoor verzamelen zich steeds meer volgelingen om hem heen. Paus Galasius II geeft hem de opdracht om zijn beweging een blijvende vorm te geven als een nieuwe Orde van geestelijken. In de wildernis van Premontré (N. Frankrijk) begint de heilige op uitnodiging van zijn vriend, de bisschop Bartholomaeus van Laon, zijn orde. Op de Kerstdag van 1121 leggen de eerste Norbertijnen hun gelofte af. De orde kent vervolgens een grote groei.
Op 16 februari 1126 verleende paus Honorius II in Rome de officiële goedkeuring voor de nieuwe orde. Op zijn terugreis van Rome werd Nobertus op de Rijksdag van Spiers tot aartsbisschop van Maagdenburg aangesteld (wijding 25 juli 1126); ofschoon hij hiertoe geen ambities had. De “arme van Christus” nam vervolgens zetel in zijn metropool, en begon direct met de hervorming en bekering van het hem toevertrouwde aartsbisdom. Hierbij werd hij geholpen door zijn medebroeders uit Prémontré. Bij zijn dood in 1134 was het Wendenland grotendeels gekerstend (vandaar zijn titel “Apostel der Wenden”).
Nobertus werd op 28 juli 1582 door Paus Gregorius XIII heilig verklaard.
De Trapisten
De Ordo Cisterciensis Strictioris Observantiae, O.C.S.O. ook wel de trapistenorde genoemd, is een hervorming van de Cisterciënzer Orde, dat weer een hervorming is van de Benedictijner orde. Veelal gebeurde het dat de na verloop van tijd de oorspronkelijke geestdrift van de orde vervlakte en door allerlei menselijke zwakheden de regel steeds minder strikt werd nageleefd. Hierbij speelde veelal inmenging van wereldlijke overheden en adel die uit waren op de grote rijkdommen die vooral Benedictijner ordes hadden vergaard een grote rol. Veelal gebeurde het dat na verloop van tijd een vernieuwingsbeweging op komt, die streeft naar een striktere naleving van de regel. Deze hervormingsbewegingen brachten compleet nieuwe ordes voort, zoals de norbertijnen, franciscanen en dominicanen maar leidde vaak ook tot afsplitsingen van bestaande ordes die naar een striktere observantie (een strenger navolgen van de kloosterregels) streefden. Deze bewegingen hadden ook een helende werking op de reeds bestaande ordes, die vaak met der tijd ook weer hun regels strenger gingen naleven.
De Cisterciënzer Orde (van gewone observantie) is ontstaan in 1098, opgericht door Robert van Molesme, en staat in dezelfde hervormingsbeweging als de Norbertijnen. De Trapisten zijn ontstaan door een hervorming door de Abt de Rancé (1626-1700) in de Abdij van La Trappe. Deze hervorming werd overgenomen door andere abdijen. Hierdoor ontstond de facto een splitsing in de Cisterciënzer orde. In 1892 probeerde paus Leo XIII beide stromingen probeerde te verzoenen. Maar door de sterke verschillen in observantie bleek dit geen haalbare kaart. Daarom erkende de paus twee ordes, een van gewone en een van strenge observantie.
De trappisten kenmerken zich door de grote waarde die zijn aan manueel arbeid hechten. De abdijen zijn daarom selfsupporting. Ook staan zij hierdoor bekend om hun ambachtelijke producten, waaronder natuurlijk bier.

zaterdag 18 juli 2009

De sandaal van ons heil en andere zaken

Credimus Bootcamp Maarheeze 2009 – een verslagje
Het bootcamp was net zoals vorig jaar een groot succes. Spannend was het wel, voor de eerste keer dat ik iets dergelijks mee organiseerde. Zou het lukken, heeft iedereen het wel naar zijn zin, lukt het allemaal met de sprekers, is er niet te veel van dit, of te weinig van dat, zou het allemaal lukken met het sanitair, klopt de tekst van de vespers wel, enz. enz. De spanning begon een week van te voren echt toe te nemen, er vielen sprekers uit, de vespers (monastiek en Latijn) moesten grotendeels nog worden uitgetypt, de precieze aansluiting van de douches en de wc's was nog niet zeker enz. enz. Maar al met al kwam alles op zijn pootjes terecht en hadden we een leuke, interessante en vruchtbare week, met her een der een typefoutje in het monastieke getijdengebed – zo veranderde de kelk (calicem) van ons heil in de sandaal (calcem) van ons heil. Maar gelukkig wist broeder Hugo – 'onze' kluisbroeder – het allemaal weer recht te breien; ondanks de verschillende versies van de Vulgaat en de gewijde maagd die plotseling opdook waar zij niet op hoorde te duiken.
De accommodatie was perfect. Een prachtig grasveld in de tuin van de pastorie achter de kerk, waar het heel goed kamperen was. Er was een douche en wc-wagen gehuurd. De aansluiting was een kraantje op het kerkhof, dat niet helemaal tegen de druk bestand bleek te zijn en tijdens gebruik enigszins begon te lekken. Met wat ducktape was het probleem wat in te dammen, maar desondanks bleef hij lekken. Dus het kraantje alleen tijdens gebruik openzetten was het devies. (Nu hebben we voor de volgende keer wel een betere aansluiting gevonden). De afvoer daar zou Patrick voor zorgen... en dat heeft hij uiteindelijk dan ook met behulp van een schop gedaan. De lezingen, het eten, en het gezellig samenzijn was in het parochiecentrum, dat zich tussen de kerk en de pastorie bevond. Een leuk onderkomen. De H. Mis en het getijdengebed vond plaats in de kerk. Een prachtige kerk met overigens ook nog interessante klokken.
De lezingen waren interessant, zeer goed en afwisselend. Kapelaan Visser beet de spits af met een lezing over ecclesiologie – de leer over de Kerk. De vele lagen en facetten van dat wat kerk is passeerden de revue. Het instituut, de hiërarchie, de lijdende, strijdende en zegevierende kerk, de gemeenschap van de heiligen, het mystiek lichaam van Christus. De tweede lezing, maandag ochtend, zou eigenlijk door pastoor Heemels worden verzorgd. Jammer genoeg was hij op het laatste moment verhinderd, en moest er vervanging worden gezocht. Deze vervanging werd gevonden in de vorm van Patrick, mede organisator en seminarist. Een interessant lezing over Sint Paulus en de Liturgie alsmede enkele andere aspecten van de liturgie waaronder met name de gebedsrichting. Chapeau Patrick! 's Middags was het woord aan diaken Peter Vermaat met een filosofische uiteenzetting over het Godsverlangen en de moderne wereld, waarin alles verknipt wordt. De volgende morgen hield onze eigenste broeder Hugo een lezing over de heiligenverering, hun ontstaan en waarde. Zoals gebruikelijk zeer goed, interessant en diepgaand en doorspekt met de hem kenmerkende gort droge humor (sint Ursula en de elfduizend maagden alsmede sint Komkommer). Hierna volgde de meest indrukwekkende lezing van heel de week, pastoor Broers hield samen met de heer Dorremans een lezing over de Heilige pater Karel Houben. Pastoor Broers vertelde over het leven van de Heilige en diens heiligspreking. De heer Dorremans vertelde vervolgens op indrukwekkende wijze over zijn devotie voor de Heilige pater Karel, zijn ziekbed – hoe zijn darmen helemaal lek en verkleefd waren – en zijn wonderbaarlijke genezing op voorspraak van pater Karel; de genezing die door Rome werd erkent en uiteindelijk tot de heiligverklaring van pater Karel heeft geleid. Het blijde en levend geloof van de heer Dorremans maakte op ons allen een diepe indruk. De woensdag was lezingvrij en werd gevuld met uitslapen, het beklimmen van de klokkentorens van Maarheeze (en het vervolgens de hele dag nog na horen galmen van de aldaar aanwezige klokken) en een kort bezoekje aan de Achelse kluis. Donderdag waren de laatste twee lezingen. De eerste lezing was van onze kapelaan, kapelaan Van Dijk, over zijn favoriete paus de eerbiedwaardige Pius XII (alom tegenwoordig in de pastorie). De laatste lezing was aan pastoor Mennen en ging over de plaatst van de Heiligen in de Liturgie en dan met name in het Romeinse Canon. Voor al het vertoog over de verschillende betekenissen van gemeenschap der Heiligen was zeer interessant – alleen heb ik al mijn aantekeningen laten liggen en is mij alleen nog maar bij gebleven dat ik het zeer interessant vond, bah.
Naast de lezingen, twee per dag, bestond de dagindeling uit de getijden (lauden, sext, vespers en completen) een H. Mis en (de mogelijkheid tot) aanbidding van het Allerheiligste. Hetgeen de dagen een ritme van gebed gaven en als het ware alles in gebed inbedden. Daarnaast was er ook nog tijd (gelukkig maar ;) ) voor gezellig samenzijn, met en zonder een glaasje. Het werd dan ook vaak laat, en de volgende ochtend was het dan heel moeilijk om op te staan...
Al met al een vermoeiende week maar toch ook juist weer een week waar je tot rust komt, samen bidt, samen leert over het geloof en samen het geloof beleeft. Samen kerk zijn, je verbonden voelen met heel de Kerk, met de Gemeenschap der Heiligen, het thema van bootcamp dit jaar. En aan de (soms stuiterende) reacties van de deelnemers te zien een zeer geslaagde week, voor herhaling vatbaar.

dinsdag 16 juni 2009

Parijs – Chartres 2009: Een Verslag (deel 2a)

De volgende dag, zaterdag 30 mei, ging de wekker al om vijf uur 's ochtends want we moesten al vroeg bij de Notre Dame van Parijs zijn en het was nog zeker een uurtje rijden. Bij de Notre Dame aangekomen was het al een drukte vanjewelste: duizenden pelgrims verzamelen zich voor de kerk, lever hun bagage en tenten af bij de aan de rand van het plein opgestelde vrachtwagens en krioelen met hun vlaggen, vaandels en kruisen kris kras door elkaar. Ondertussen worden in het Frans de chapitres – dat zijn groepen pelgrims die onder de patronage van een heilige de bedevaart lopen, gezamenlijk biddend, zingend, mediterend en luisterend naar voordrachten – één voor een opgeroepen om de kathedraal binnen te gaan. Ik moest terugdenken aan de eerste keer dat ik hier stond, en niet wist wat ik zag en hoorde: het kippenvel van toen, krijg ik er, nu twaalf jaar later, nog steeds van. Na enig zoeken hadden we het Belgische chapitre Notre Dame de Foy gevonden, bij wie ons kleine groepje Nederlanders zich aansloot. Als Nederlandsers liepen wij onder het partronage van de Heilige Martelaren van Gorcum, en hadden dan ook een mooie vlag te leen uit Gerwen met daarop een afbeelding van de martelaren – vlag, waar is de vlag, oei, toch niet, nee toch, die ligt waarschijnlijk nog in Delft. Dus zonder vlag, maar wel onder het patronage van de Heilige Martelaren van Gorcum, trokken wij de Notre Dame binnen. De Notre Dame is een imposante kerk, en hoewel wij bijna achterin stonden en daardoor slechts een klein gedeelte te zien kregen, maakte het geheel, zeker nu zij tot aan de deuren gevuld was met pelgrims, een diepe indruk op een ieder van ons. Het beeld van Notre Dame de Chretienté (Onze Lieve Vrouwe van het Christendom) – dat ons gedurende de gehele pelgrimstocht voor zou gaan – werd binnen gedragen. Gevolgd door de processie van broeders, seminaristen en priesters en een bisschop, het kruis en twee acolieten voorop. Zoals een medepelgrim opmerkte, een unieke processie, de eerste processie die zij ooit gezien had met rugzakken.
(vervolg volgt – zoals gebruikelijk bij een vervolg)

maandag 8 juni 2009

Parijs – Chartres 2009: Een Verslag (deel 1)

Vrijdag middag – 29 mei – begon mijn reis vanuit Delft richting Parijs. Anderen waren al eerder begonnen; enkele van ons waren op Amsterdam Sloterdijk opgepikt, maar kwamen eigenlijk van nog veel verder. In het totaal waren we met negen, precies een busje vol, van alle leeftijden, soorten en maten. Het weer was goed, en beloofde goed te blijven. De ring van Antwerpen gaf, zoals daar gebruikelijk is, wat vertraging. Verder ging het, al rozenkrans biddend, zingend, pratend, slapend (gelukkig niet door de chauffeur), richting Parijs. Hier gaf het Parijse verkeer weer de nodige vertraging, waardoor we rond een uur of zeven in Choissel aankwamen. Choissel is de eerste kampplaats, waar in de nacht van zaterdag op zondag een groot tentenkamp ontstaat vol met pelgrims. Maar de dag ervoor is het een groot bijna leeg veld, met een bewaker in zijn autootje, een rijtje wc's, enkele pallets met flessen water, markeerpaaltjes en een paar Maltezers (niet de snoepjes maar de blarenprikkers en zulks). Hier worden wij al verwacht en zullen wij de nacht doorbrengen. Het voordeel hiervan is dat de tenten en de bagage kunnen blijven staan, en we dus de volgende dag wanneer we moe van het lopen weer in Choissel zullen aankomen, niet onze tenten moeten opzetten. Na zorgvuldig een goede plek voor de tenten gezocht te hebben; zodanig dat de tenten naar verwachting niet midden over een pad, of nog erger midden in een gemeenschappelijke tent terecht zouden komen, gingen we met zijn allen nog een pizza in het naburige plaatsje eten; het zogenaamde galgenmaal. Daarna weer richting Choissel om te slapen. Maar alvorens te gaan slapen doken al de eerste problemen op, een slaapmatje bleek uitgeleend te zijn en zich ergens in Zuid Amerika te bevinden, en een slaapzak bleek eenvoudig weg nog thuis te liggen. Maar de geest van de pelgrimstocht, het zijn van één grote Christelijke familie, overheerste. Het matje werd vervangen door een isolerende picknickdeken (in combinatie met een stapel kleren). De kleinste pelgrim offerde zich op om in de bus te overnachten, zodat de slaapzakloze toch in een slaapzak kon slapen. De volgende dag zouden we kijken of in Parijs een slaapzak te regelen was.

maandag 6 april 2009

Ook een palmpje?

Afgelopen zondag was het Palmzondag, wat niet veel van doen heeft met een bekend biermerk. Palmzondag is het begin van de Goede Week waarin wij het lijden en de dood des Heren herdenken. Op palmzondag wordt de feestelijke intocht van Jezus in Jeruzalem herdacht, toen Hij zegevierend als Koning binnentrok, maar wat tevens Zijn opgang naar het Kruis van Golgotha inluidde. Dit vindt zijn weerspiegeling in de H. Mis van Palmzondag en met name in het Passieverhaal wat voorgelezen – of nog beter plechtig gezongen - wordt. Deze twee kanten van afgelopen zondag, een vreugdevolle en een droevige, vormen een geheel dat op het eerste gezicht misschien een beetje vreemd over komt, maar dat bij een nader beschouwen een ongekende diepgang kent. “Hosánna fílio David: benedíctus, qui venit in nómine Dómini. O Rex Israël: Hosánna in excélsis. - Hosanna de Zoon van David; gezegend Hij die komt in de naam des Heren. O Koning van Israël, Hosanna in den hoge” (Antifoon van de Palmwijding). Palmzondag begint met de plechtige wijding van de palm- of olijftakken (of andere altijd-groen-blijvende takken). In de zegen die de priester over de takken uitspreekt smeekt hij God opdat wij datgene wat wij op Palmzondag op zichtbare wijze hebben verricht, ook op geestelijke wijze zullen voltooien, door over de vijand te zegevieren en het werk van Zijn barmhartigheid boven alles lief te hebben. Palm- en olijftakken zijn het zinnebeeld van een goed christelijk leven. In de Heilige Schrift wordt gesproken van “de rechtvaardige die bloeit als een palm”, de heilige Johannes en Paulus worden “twee olijfbomen” genoemd. Op oude mozaïeken staan naast de heiligen een palmboom afgebeeld (zie bijvoorbeeld de apsis van de Sint Paulus Buiten de Muren in Rome). De olijftak is bovendien symbool van de vrede, van de genade en van de barmhartige liefde, en de palmtak is zinnebeeld van de overwinning op de duivel. Tijdens de plechtige processie verheerlijken wij Christus als Koning, als de overwinnaar. “Glória, laus et honor tibi sit, Rex Christe, Rémptor: Cui pueríle decus prompsit Hosánna pium – Glorie lof en eer zij U Koning Christus en Verlosser. Wie een vrome kinderschaar blij hosanna heeft gezongen” De gekruisigde Christus, getooid met de palm van de overwinning gaat ons voor. Wanneer de subdiaken met het kruis de kerkdeur opent, symboliseert hij Christus die door zijn lijden en dood voor ons de poort naar de hemel heeft geopend. En wij volgen Hem naar binnen met de palm van de overwinning op de duivel – de palm van het goed christelijk leven. Daarom ook het gebed dat wat wij uitbeelden, wij ook geestelijk mogen voltooien; “Ook wij, die ledematen van Christus zijn, moeten de overwinning op de heerschappij des doods bevechten en aan zijn roemrijke verrijzenis deelnemen” (Pius Parsch, Het Jaar des Heren). Tevens symboliseert dit binnengaan het binnentrekken van Jeruzalem de opgang naar zijn lijden. Dit lijden keert terug in de H. Mis. “Dómine, ne longe fácias auxílium tuum a me, ad defensiónem meam áspice: líbera me de ore leónis, et a córnibus unicórnium humilitatém meam. Deus, Deus meus, réspice in me: quare me dereliquísti? longe a salúte mea verba delictórum meórum – Heer, blijf met uw hulp niet verre van mij en zie toe om mij te beschermen; red mij, arme, uit de muil van de leeuw en van de horens der buffels. God, mijn God, zie neer op mij; waarom hebt Gij mij verlaten. De stem van mijn zonden houdt mij verre van het heil.” (introïtus van de Palmzondagmis) De stemming verandert – de feestvreugde verstomd – en wij staan stil bij het lijden des Heren. Maar ook in de somberte van deze Mis zien wij reeds de palm van de overwinning. Het Epistel van Sint Paulus aan de Filippiërs houdt het ons voor: “Hij heeft zich zelf vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, ja zelfs tot de dood aan het kruis. Maar daarom ook heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam gegeven, die iedere naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus iedere knie zich buige, in de hemel, op de aarde of onder de aarde, en iedere tong belijde, dat Jezus Christus, de Heer, in de glorie is van God de Vader”. Maar ook het Evangelie is niet alleen louter kommer en kwel, wij houden immers de overwinningspalm vast. Zijn kruisdood is voor ons niet het einde, maar onze verlossing. Op palmzondag staan wij met de overwinningspalm, zo beginnen wij de Goede Week reeds met de hoop op de Verrijzenis, met de hoop op de Verlossing. Daarom was het zingen van die soms wel erg paasachtige opwekkingsliederen op de verjaardag van Jeroen afgelopen zondag, juist op palmzondag, misschien nog lang zo vreemd nog niet als dat zij op het eerste gezicht leken. Moge het palmtakje dat wij thuis boven het kruis hangen ons herinneren aan de verlossing, het kruis is niet het einde maar het begin van de overwinning. Maar moge dit takje ons er ook keer op keer aan herinneren dat zij ook symbool moet staan voor ons leven, een goed christelijk leven, dat ons uiteindelijk zal leiden in navolging van Christus door het kruis naar het eeuwige leven. Laat het ons sterken wanneer wij ons kruisje tegenkomen en laat het voor ons een teken van hoop zijn.

donderdag 26 februari 2009

Vaticanum II vaak al te simpel voorgesteld

Mgr. Hans van den Hende: "Vaticanum II vaak al te simpel voorgesteld"
Zit me al heel lang te ergeren aan het belabberd, stompzinnig, kortzichtig gezwets over Vaticanum II, ook door sommige bisschoppen en bisschoppen conferenties. Eindelijk een bisschop die zegt waar het op staat. Willen we Vaticanum II redden dan moeten we haar serieus nemen, haar laten zijn wat zij is. Vaticanum II is geen opiumpijp.

woensdag 21 januari 2009

Aanbidding

Daar waar mijn beminde Jezus woont, waar Hij troont in het tabernakel, daar wil ik voortdurend knielen. Daar wil ik onophoudelijk bidden. Jezus, ik bemin U, uit het diepst van mijn ziel. Verborgen Liefde, ik aanbid U. Verlaten Liefde, ik aanbid U. Verachte Liefde, ik aanbid U. Met voeten getreden Liefde, ik aanbid U. Oneindige Liefde, Liefde die voor ons aan het Kruis is gestorven, ik aanbid U. Mijn beminde Heer en Heiland, maak dat ik geheel en al liefde ben, geheel en al boete voor het allerheiligste Sacrament in het hart van Uw zeer milde Moeder Maria. Amen.
Gebed van Maria Stang, een Duitse moeder en grootmoeder uit het gebied van de Wolga, die door het stalinistische regime naar Kazakstan was gedeporteerd. Deze vrouw met een priesterlijke ziel bewaarde de heilige Communie en bracht haar tijdens de communistische vervolging naar de in de eindeloze steppen van Kazakstan verstrooide gelovigen. Daarbij bad zij het bovenstaande gebed.
[Uit Het is de heer van Mgr. Athanasius Schneider, ISBN 90.6257.067.4, verkrijgbaar bij De Boog]
Vanavond weer Uitstelling :)