woensdag 16 april 2008

De Kerk is een Bevrijdende Gehoorzaamheid

Toespraak van Paulus VI bij de algemene audiëntie van 28 januari 1970; uit 'L'Ossservatore Rom. Sett.' van 28 januari 1970, p. 3.

De Kerk staat centraal in ons leven

Geliefde zonen en dochters! - In deze jaren na het Concilie zijn wij op zoek naar onze morele levensstijl, naar de nieuwe kunst van onze geloofsactiviteit, naar de manier waarop wij onze christelijke belijdenis kunnen omzetten in de praktijk.

Wij merken daarbij een tweetal feiten op. Het eerste is dat Kerk en Kerktheologie een overheersende invloed op onze godsdienstige opvattingen moeten uitoefenen; en dat ons gedragspatroon en ons godsdienstig leven grotendeels moeten afhangen van de Kerkleer en van de opvattingen die wij ons over de Kerk vormen. De Kerk moet de nieuwe signatuur meedelen aan onze inlijving bij het christendom. Wat het Concilie ons geleerd heeft omtrent de kerk, doordringt de vorm van ons morele leven.

De mens centraal in de kerkleer van het Concilie

Op de tweede plaats valt het ons op, dat het Concilie de leer van de kerk over verschillende aspecten van het menselijk leven zozeer tot ontwikkeling heeft gebracht, dat de persoon daarin sterk naar voren treedt: in aanzien gestegen, vergroot, bevrijd en in zekere zin in het centrum van leer en praktijk van de christelijke godsdienst geplaatst. Het Concilie spreekt van 's mensen roeping, van zijn geweten, zijn vrijheid, zijn verantwoordelijkheid, zijn volmaaktheid.

De leer over de mens wordt door het Concilie zeker niet hogerop gevoerd en veredeld ten nadele van de theologie en de christologie, want aan deze gebieden ontleent zij juist haar licht en haar duurzaam karakter. Maar het is een feit dat de mens als een reus uit het Concilie te voorschijn treedt, in staat om zijn formaat en zijn krachten met succes te meten met die, welke het profaan humanisme van onze tijd toeschrijft aan zijn verafgode mensentype van de denker, van de werkende mens, de genietende mens, de lijdende mens in de moderne wereld.

De Kerk is gehoorzaamheid

Als dit ons – in een uiterst vereenvoudigde maar toch exacte samenvatting – het morele onderricht va n het Concilie toeschijnt, dan durven wij uw aandacht vragen voor deze formule: “De Kerk is gehoorzaamheid, bevrijdende gehoorzaamheid”. Een paradoxale formule, op het eerste gezicht weinig aantrekkelijk'; maar onderzoekt haar eens wat nader: een bevrijdende gehoorzaamheid.

Dat de kerk een gehoorzaamheid is in de algemene zin van het woord, is duidelijk. Wij weten dat de kerk een gemeenschap is; zij is een 'communio', zij is een georganiseerd en herderlijk bestuurd Volk. Dit alles nu impliceert een bijzondere adhesiebetuiging: gehoorzaamheid.

Dit op het horizontale vlak, zoals men dat thans uitdrukt. Maar dit geldt nog veel meer op het verticale vlak. De Kerk is teken, sacrament, de brug tussen God en de mensheid. Tussen God, die het licht van zijn openbaring op de mensheid projecteert. Deze mensheid treedt door middel van het geloof in de kegel van het licht, herwint het genadeleven, verwerft een nieuw levensbeginsel en wordt geroepen en geholpen om een bovennatuurlijke levensvorm te verwerkelijken.

Gods 'fiat' wacht op ons 'fiat'

Nu is de kerk, waarin dit alles door Christus' bemiddeling plaats vindt, een welomlijnde betrekking met God. De wil van God, zijn nieuwe heilswil t.a.v. de mens, die liefde is, wordt niettemin een veeleisende betrekking. Aan het goddelijk 'fiat', dat de heilseconomie herstelt, moet het 'fiat' van de mens, die in deze veredelende heilseconomie wenst binnen te treden, beantwoorden.

Maria leert het ons: 'Mij geschiedde naar uw woord' (Lc. 1, 38). Ook Jezus leert het ons: 'Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Rijk der hemelen, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemel is' (Mt. 7, 21).

De wil van de Vader volbrengen is de voorwaarde, de norm. De gehoorzaamheid is dus de fundamentele deugt, waarop onze verhoudingen tot Christus en tot God steunen. De Kerk herstelt deze betrekkingen en opent ons de lippen om het kerngebed van het Evangelie tot het onze te maken: 'Uw wil geschiede'.

De eigen aard van het gezag in de Kerk

Voor de bewijsvoering dat de gehoorzaamheid de grondwet van de Kerk is, kunnen ontelbare Schriftuurteksten worden aangehaald, ook als men de gehoorzaamheid opvat als bijzondere deugd, d.w.z. als onderwerping van mensen aan andere mensen, bij de uitoefening van het gezag.

Want als in iedere gemeenschap, bestaat er ook in de Kerk gezag, een gezag dat onontbeerlijk is. Bovendien vertoont het deze tweevoudige eigen karaktertrek: de eerste is dat het gezag in de Kerk niet ontstaat vanuit de basis, noch ook per se uit het aantal, maar voortvloeit uit de oorspronkelijke en onveranderlijke instelling van Christus, zoals allen weten.

De tweede karaktertrek is dat het gezag van de Kerk niet alleen betrekking heeft op de uiterlijke daden van hem die haar leiding aanvaardt, maar in zekere zin ook op sommige, niet onbelangrijke, innerlijke daden, zoals b.v. op de geloofsregel, die luidt: De adhesiebetuiging aan het geloof is vrij, maar daarna wordt de norm van dat geloof zelf bindend. Van deze norm nu treedt de kerk op als waarborg en beschermster. (Over gehoorzaamheid en vrijheid bij St. Paulus, zie 2 Kor. 10, 5-6; Gal. 4, 31; 5, 13).

'Bevrijdende gehoorzaamheid' is geen tegenspraak

Doch hier rijst de vraag: Hoe is deze dubbelzinnige uitdrukking te verstaan: gehoorzaamheid en vrijheid? wat is de betekenis van deze woorden?

Hier zou eigenlijk een uurtje exegese nodig zijn, maar voor het ogenblik kunnen wij volstaan met er op te wijzen dat de formule: 'De Kerk is bevrijdende gehoorzaamheid' geen tegenspraak insluit.

Zoals het zich aansluiten bij een bepaalde orde het vrij-zijn van een andere orde meebrengt – en bij de mens gaat het om het vrij-zijn van wanorde, zelfs van een wanorde van ernstige en noodlottige aard, – zo eist het toebehoren tot de kerkorde inderdaad een bewuste en krachtige adhesiebetuiging; maar deze bevrijdt ons dan tegelijkertijd van de zwaarste boeien die denkbaar zijn: die van onwetendheid omtrent God en onze bestemming, van zonde en eenzaamheid, van verval en dood.

Het is een bevrijding, die de mens tot intensieve, vrije en verantwoordelijke activiteit van al zijn vermogens stimuleert: van zijn verstand en wil, maar ook van iedere gave van zijn psyche en van zijn vermogen tot zelfvorming; en daarom ook van zijn geschiktheid om zichzelf te realiseren in de sfeer van goedheid en rechtvaardigheid, van liefde en kunst.

Er is alles aan gelegen goed te begrijpen wat de Kerk is en wat voor leiding zij ons wil geven; wat een voorrecht het is haar kinderen te zijn, maar ook wat het van ons vergt haar trouw te blijven.

De gevaren van vermoeidheid van geest

De grote bekoring voor onze generatie is die van vermoeidheid t.a.v. de waarheid, die ons om niets in de schoot werd geworpen. Velen die de belangrijkheid en het nut van de veranderingen op positiefwetenschappelijk en sociaal gebied beseffen, verliezen hun vertrouwen in het speculatieve denken, in de traditie en het leerambt van de Kerk.

Zij mistrouwen de katholieke leer en denken zich van haar dogmatisch karakter te kunnen bevrijden. zij wensen geen definities meer die voor allen en voor altijd bindend zijn.

Terwijl zij de waarheid, die zij bezitten, niet meer waarderen, maken zij zich wijs een andere waarheid te vinden door de termen van de door de kerk bepaalde leer te veranderen. Of zij geven aan die termen een willekeurige nieuwe verklaring; en wel met vertoon van veel eruditie en van nog meer psychologische onverdraagzaamheid.

Zij dromen er misschien van een nieuw Kerktype te modelleren, dat beantwoordt aan hun bedoelingen. Deze zijn soms edel en verheven, maar hun type correspondeert niet meer aan de oorspronkelijke Kerk, zoals Christus haar gewild heeft en zoals zij door de ervaring van eeuwen tot ontwikkeling en rijpheid is gekomen.

Dan gebeurt het dat de gehoorzaamheid vermindert, en met haar de vrijheid, zo kenmerkend voor de christen, die gelooft in de kerk en voor haar werkt. Maar terwijl die vrijheid vermindert, wordt zij ongemerkt vervangen door volgzaamheid jegens andere vormen van gezag, die drukkend kunnen worden en in tegenspraak zij met de ware vrijheid van de zonen der Kerk.

Newman, de grote Newman, spreekt ons op het einde van zijn bekend werk 'Apologie van zijn leven' over de vrede, die hij vond bij zijn toetreden tot de katholieke Kerk. Een voorbeeld om te onthouden.

Mogen onze apostolische zegen in U allen de trouw aan de kerk versterken.

[Bron: Confrontatie, Mei 1970, No. 59, blz.121-124, vertaling P. Dr. A. Emmen OFM]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten