donderdag 13 oktober 2005

Het probleem van het 'Oecumenisme'

In februari 2004 presenteerde het broederschap St. Pius X (SSPX) op een persconferentie een gedetailleerde en grondig beargumenteerd document over het door de kerk uitgevoerde oecumenisch beleid sinds Vaticanum II, een beleid dat in het bijzonder wordt geïdentificeerd met Johannes Paulus II. Dit document werd vervolgens als publicatie openbaargemaakt en wordt hier gerecenseerd door Mgr. Ignacio Barreiro. Het document was ook met een inleidende brief die hier beneden is samengevat verzonden aan alle kardinalen.

 

Brief aan alle kardinalen:

Bij gelegenheid van de vijfentwintigste verjaardag van het pontificaat van Johannes Paulus II wil de SSPX zijn bezorgdheid uiten over de situatie in de Kerk. In het bijzonder in Europa leven we nu in een tijd van “stille apostasie”.

Een van de hoofdoorzaken van deze stand van zaken is het oecumenisch beleid dat erop gericht is tot eenheid te komen door het onder andere aan de kant schuiven van specifiek katholieke leerstellingen die verdeeldheid zouden kunnen veroorzaken, zoals dat van het Mystieke Lichaam van Christus is de Katholieke Kerk, waarbuiten er geen verlossing is.

Dit oecumenisme was de hoofdreden voor de liturgische hervorming die desastreus voor het geloof en de religieuze praktijk van de gelovigen is geweest. De kerk kan niet succesvol in haar goddelijke missie zijn wanneer zij geen afstand doet het oecumenische Utopia en erkent dat “de vereniging van de christenen kan alleen worden bevorderd door het streven naar de terugkeer naar de ene ware kerk van Christus van hen die van haar zijn afgesplitst.” De katholieke kerk moet weer de vuurtoren van waarheid en de poort naar de verlossing worden.

Daarom vraagt de SSPX de Vicaris van Christus om het Mystieke Lichaam van een verkeerd oecumenisme te bevrijden en door het tonen van de liefdadigheid van Petrus de Kerk te redden.

 

Dit boekje bevat de Engelse vertaling van het document dat werd verspreid door de SSPX in februari 2004 tijdens een persconferentie in het Hotel Columbus enkele meters verwijderd van het Sint-Pietersplein in Rome. Het is een document dat een bedachtzame en respectvolle beschouwing vereist die meer is dan deze recensie.

Eerst moeten we het hebben over de procedurele principes. Het is een geaccepteerd feit dat de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie een bepaalde mate van dubbelzinnigheid vertonen, die tot foute of zelfs kwaadaardige interpretaties hebben geleid. Als voorbeeld kunnen we noemen de omschrijving van de kerk als het ‘volk van God’ dat is misbruikt als een lanceerplatform van het concept van de ‘kerk van het volk’ – een kerk die komt van het volk en die wordt voorgesteld als een alternatief van de ‘officiële’ kerk. Juist daarom moeten wij ons extra inspannen om de documenten van het Concilie en de latere kerkelijke documenten in overeenstemming met de Traditie te interpreteren.

Het andere zeer belangrijke procedurele principe waar aandacht aan moet worden besteed is de manier waarop het document door de SSPX werd gepresenteerd. Vanuit het respect voor de Heilige Vader gezien zou het meer in lijn met de traditie hebben gelegen zijn wanneer de vragen die in het document worden gesteld als een terughoudende presentatie aan de Heilige Stoel zouden zijn aangeboden, en niet tijdens een persconferentie onder de rook van het apostolisch paleis. Wanneer we kijken naar historische gevallen waarin belangrijke personen hun waarnemingen en bezorgdheden aan de kerkelijke autoriteiten te kennen gaven dan zien we dat zij altijd de op dat moment geldende procedures volgden. Meestal uitten zij hun bezorgdheid in tijden van zeer grote crisis. De schrijvers van From Ecumenism to Silent Apostasy [Van Oecumenisme tot Stille Apostasie] hadden er daarom beter aan gedaan wanneer zij gebruik hadden gemaakt van de norm in canon 212 §3, die het traditionele recht en plicht van de gelovigen erkent om hun mening te uiten aan hun herders over zaken die raken aan het welzijn van de  kerk. We moeten ons daarom afvragen of zo een publieke persconferentie nu juist hen in de kaart heeft gespeeld die zich sterk verzetten tegen het respecteren van de traditie binnen de kerk.

Er moet worden benadrukt dat het afwijzen van het ‘oecumenisme van de terugkeer’ [d.w.z. de onderwerping van de afgescheiden broeders aan de Paus] niet gegrond is op een magistraal document. De zogenoemde ‘Ballamand Verklaring’ is alleen een gezamenlijk document dat is voortgekomen uit een gemengde dialoogcommissie met de orthodoxen, en zij heeft geen enkele magistrale waarde. Hetzelfde kan worden gezegd van de verschillende meningen die worden geciteerd van kardinaal Walter Kasper. Wanneer From Ecumensim to Silent Apostasy beweert dat, “[de Kerk] niet langer de bekering van de ketters en schismatici eist”, kan zij deze bewering niet terugvoeren op welke magistrale lering dan ook maar alleen op de meningen van kardinaal Kasper

Zelfs het accepteren van fouten die in het verleden door sommige leden van de kerk zijn begaan, zoals gedaan in Unitatis Redintegratio, veranderd niets aan de uiteindelijke verplichting dat iedereen lid moet zijn van de katholieke kerk. De geschiedenis van de kerk wordt gekenmerkt door veel inschattingsfouten van haar leden. Zo zijn bijvoorbeeld vandaag de dag velen het erover eens dat de steun aan de Franse Republiek door de staatssecretaris van Leo XII, kardinaal Mariano Rampolla del Tindaro – een man met grote talenten – niet het gewenste resultaat had.

Dit SSPX document stelt zonder twijfel enkele zorgwekkende vragen, zoals de oecumenische doelstellingen van de liturgische hervorming van Paulus VI of de herkenning van de (Nestoriaanse) Anaphora van Addaï en Mari die geen consecratiewoorden bevat. Het is interessant om hier de waarnemingen van John Meyendorff, een prominente orthodoxe theoloog, over de veranderingen die plaats hebben gehad in de katholieke kerk sinds Vaticanum II in herinnering te roepen, waarin hij klaagt over de “secularisering van de liturgie”. Het lijkt dus dat de nieuwe liturgie niet aan haar oecumenische doelstelling voldoet, ten minste niet met betrekking tot de orthodoxen.

In From Ecumenism to Silent Apostasy wordt er verslag gedaan van wat Zijne Heiligheid Johannes Paulus II heeft gezegd over de relatie met de Orthodoxe Kerken, dat de eenheid die wordt verlangd “zowel geen absorptie als fusie is” en dat het zou leiden tot een wederzijde “uitwisseling van gaven.” Beide aanhalingen zijn waar in zichzelf omdat een unie met Rome van de Orthodoxen zou zijn gebaseerd in de erkenning van hun eigen legitieme autonomie in disciplinaire en liturgische zaken en ook omdat er veel dingen zijn die we van hen kunnen leren zoals hun gevoel voor traditie en het magnifieke gevoel voor het heilige dat de oosterlingen in hun liturgieën hebben. (Tegelijkertijd vereist intellectuele eerlijkheid ons ook om de dogmatische fouten van de Grieken niet buiten beschouwing te laten).

Maar we moeten ook niet vergeten dat deze twee principes ook van toepassing zijn op de traditionalistische beweging. De meeste leden van de traditionalistische beweging verlangen ook niet te worden geabsorbeerd of gefuseerd met veel van de hedendaagse particuliere kerken en zij willen ook een bepaalde mate van autonomie in disciplinaire en liturgische zaken behouden door middel van geschikte een rechtvaardige canonieke structuren. Ook velen van ons zijn er zeker van dat onze volledige aanwezigheid en erkenning binnen de gelederen van de Katholieke Kerk een positieve invloed in de Kerk als een geheel kan hebben. Dat is dus de gave die wij aan de hedendaagse kerk kunnen aanbieden. Tegelijkertijd kunnen we niet zo trots zijn en beweren dat er niets is dat we kunnen leren van de ervaring van de hedendaagse kerk of dat alles wat er sinds het concilie heeft plaatsgevonden helemaal negatief is, alsof de Heilige Geest verdwenen is van de kerk sinds 1965.

Het is vanzelfsprekend dat door de meeste traditionalisten een aantal van de hedendaagse pastorale praktijken in de kerk niet worden verwelkomd, en met goede reden, maar tegelijkertijd moeten we ook de enkele positieve elementen kunnen onderscheiden die voor ons een verrijking zouden kunnen zijn. Om een voorbeeld te geven, een prominente en hoog gerespecteerde traditionalistische uitgever, nu overleden, wees mij verscheidene malen erop dat hij van mening was dat de nieuwe pastorale aanpak van het sacrament van de ziekenzalving veel positieve elementen bevat. Hij benadrukte dat deze nieuw pastorale aanpak de secondaire effecten van het sacrament onderstreept: het ontvangen van fysieke vooruitgang door de zieke.

De passage uit Unitatis Redintegratio, “Want de Geest van Christus heeft er niet vanaf gezien om hen [de afgescheiden kerken] te gebruiken als een middel van redding die haar werkzaamheid ontleent uit de juist die volheid van genade en waarheid toevertrouwt aan de katholieke kerk”, kan en behoort te worden geïnterpreteerd in overeenstemming met de Traditie. Ten eerste moeten we beschouwen dat dit zelfde document verderop zegt: “We geloven dat de Heer al de zegeningen van het Nieuwe Verbond alleen heeft toevertrouwd aan het apostolisch college, waarvan Petrus het hoofd is, om daarmee het ene Lichaam van Christus op aarde te stichten waarin iedereen volledige behoort te zijn opgenomen die op welke manier dan ook tot het volk van God behoort.” Het is dus moeilijk om te beweren dat dit document kan worden gebruikt als een quasi-legitimatie van die verschillende groeperingen die alleen deelelementen van het geloof bezitten.

Tevens moeten we eraan herinneren dat in volgens de onderwijzingen van de Pius IX zaliger nagedachtenis in zijn schrijven ‘Singulari Quadem’ tegen het rationalisme en indifferentisme, “… het noodzakelijk is voor zeker te houden dat zij die werken in onwetendheid van de ware godsdienst, als deze onwetendheid onoverwinbaar is, in de ogen van God hieraan niet schuldig zijn.” Ten tweede kunnen de gedeeltelijke waarheden die worden bezeten door de oosters orthodoxen en de protestanten door de werking van de Heilige Geest hen leiden tot de mogelijke aanvaarding van de volledige waarheid. Wat incompleet is roept vanuit zijn eigen natuur naar vervolmaking, de vervolmaking van dat wat incompleet is. Ten derde is het de plicht van de katholieke kerk die in het bezit is de van de volheid van genade en waarheid, om hen te leiden die haar niet volledig bezitten.

De openingsstelling van hoofdstuk drie (‘Pastorale Problemen en Oecumenisme’) geeft een vurige veroordeling van het oecumenisme. Maar hier zou het veel beter zijn geweest wanneer er voor een meer preciezere taalgebruik was gekozen. Het is een deel van de traditionele methodologie om nuances aan te brengen. Wanneer we het oecumenisme opvatten als een methodologische benadering die er uiteindelijk op gericht is om hen die een incomplete kennis van de waarheid bezitten te leiden naar de volheid van het geloof, dan kan het niet worden veroordeeld, zoals het document van de SSPX zelf toegeeft (aan de hand van een citaat van aartsbisschop Marcel Lefebvre). Aan de andere kant, is het waar dat sommige hedendaagse gebruiken gevaarlijk kunnen zijn omdat zij het serieuze gevaar van het indifferentisme met zich meebrengen. Het is vanzelfsprekend dat tegelijkertijd een bepaalde verzachting van het traditionele taalgebruik waarmee we hen omschrijven die niet in het volledige bezit van de waarheid zijn de communicatie kan vergemakkelijken, maar alleen wanneer het zodanig wordt vormgegeven dat zij geen verwarring bij onze gesprekspartners veroorzaakt, en duidelijk blijft dat we hen als ten minste gedeeltelijk dwalend beschouwen. Vele eeuwen geleden zeiden Romeinen al dat je meer vliegen met honing vang dan met azijn. Het opheffen van canonieke straffen kan ook worden gezien als een middel om een meer vloeiende aanpak mogelijk te maken, zoals werd gedaan door Paulus VI met de Patriarch van Constantinopel. Natuurlijk leidt dit tot de vraag waarom de kerk niet dezelfde aanpak gebruikt bij de SSPX door het opheffen van de canonieke straffen die zij heeft opgelegd.

De schrijvers van From Ecumenism to Silent Apostasy beamen niet zonder reden dat de banden van geloof, sacramenten en hiërarchische communie essentieel zijn voor de eenheid van de kerk. Ze citeren precies die documenten van het magisterium waarmee zij de noodzaak om in eenheid met de Stoel van Petrus te blijven aantonen. Boniface VIII in de bul, Unam Sanctam, geciteerd aan het eind van dit document, verklaart De Fide: “Bovendien, we verklaren, zeggen, definiëren en verkondigen aan ieder menselijk schepsel dat zij noodzakelijkerwijs voor hun verlossing geheel onderworpen aan de Paus dienen te zijn.” Ik hoop en bid dat de auteurs van dit SSPX document in staat zullen zijn om te overdenken in welke mate veel deze De Fide magistrale leringen van toepassing zijn op henzelf. Zij moeten toch ook inzien dat de kerk veel sterker zou zijn wanneer de SSPX in staat was om zijn canonieke situatie te regulariseren. Het is bekend dat in sommige plaatsen de SSPX een sterkere getuige van het geloof is dan de getuigenis die we vandaag vinden in bepaalde particuliere kerken die in formele eenheid met de Heilige Stoel zijn.

De huidige verwarringen en misverstanden met betrekking tot het oecumenisme vereist een correctie, en de bezorgdheid die de schrijvers in dit document uiten is meer dan begrijpelijk, maar het beste medicijn is een apostolische ijver die haar kracht ontvangt uit de bovennatuurlijke genade. We moeten bewogen worden door dezelfde ijver die de grote missionarissen uit het verleden er toe brachten om naar de verste uithoeken te reizen. In de brieven van St. Francis Xavier aan St. Ignatius van Loyola vinden we een voorbeeld en model voor deze ijver. Het enige verschil is dat we vandaag om heidenen te vinden niet meer met een zeilschip rond kaap de goede hoop hoeven te varen; het volstaat om de metro te nemen. De traditionele beweging kan alleen bewijzen dat zij werkelijk geïnspireerd is door God aan de hand van de apostolische vruchten die haar werk voortbrengt. We moeten niet zo bezorgd zijn over de problemen en zelfs dubbelzinnigheden die we in de hedendaagse kerk zouden kunnen tegenkomen maar eerder gericht op het delen van de enige verlossende waarheid met hen die haar nog niet of slechts gedeeltelijk kennen. Ik vraag mij af welk praktisch doel er wordt nagestreefd door de gebreken van veel hedendaagse voor oecumenisch doorgaande gebruiken zo grondig te bediscuteren wanneer er juist binnen de gelederen van de traditionalistische beweging een gebrek aan eenheid is die onze mogelijkheid om zielen te redden verzwakt.

 

[uit: MASS of ages – may 2005, pp 18-19]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten