zaterdag 27 december 2014

Traditie en Leergezag (4)

Pater Engelbert Recktenwald FSSP

IV. Het Priesterbroederschap Sint Pius X

Met het tot nu toe opgevoerde moge duidelijk zijn, dat er vanuit het katholiek geloof uit een duidelijk grens is, die niet overschreden kan worden, wanneer het om kritiek of zelfs om oppositie tegen het leerambt gaat. Het moge duidelijk zijn dat bij de onfeilbaarheid verkondigde geloofswaarheden ook een bepaalde speelruimte bestaat. Het Tweede Vaticaanse Concilie heeft geen dogma's afgekondigd. Daarop beroept zich het Piusbroederschap altijd weer en leid daaruit het recht af kritiek uit te oefenen. Dat is op de eerste plaats juist. Kardinaal Ratzinger zelf had in zijn toespraak van 13 juli 1988 de tendens beklaagd, van het Tweede Vaticanum een superdogma te maken, waarop iedere kritiek taboe is. In 2009 konden wij dit superdogma weer bewonderen toen de Duitse bisschoppen verkondigden dat er voor hen die het Tweede Vaticanum niet geheel erkennen geen plaats in de Kerk is. Het is alleen merkwaardig dat dit principe nooit wordt toegepast wanneer het celibaat wordt bestreden, de historische geloofwaardigheid van de evangelies ter discussie wordt gesteld, de verplichting van de kerkelijke sexualiteitsleer wordt ontkend en de onfeilbaarheid van de Paus bestreden wordt – allemaal onderdeel van de leer die door het Tweede Vaticaanse Concilie opnieuw onderstreept werd.
 
Het is bijvoorbeeld geoorloofd in de conciliaire uiteenzettingen over de verhouding van de Kerk tot de wereld, over de vooruitgang, over de andere religies, een bepaalde eenzijdige tendens te beklagen, een “naïef optimisme.”1 De zogenaamde geest van het Concilie, waarop zich vele moderne theologen beroepen, die enerzijds in de teksten vaak geen enkele grond heeft, maar die anderzijds niet eenvoudig uit het niets komt, heeft haar oorzaak in deze tendens, die dan door deze theologen verder gedacht werd, geheel in de zin van de uitspraak van Karl Rahner: het concilie is alleen het begin. Men kan ook met bisschop Rudolf Graber op veel plaatsen een dubbelzinnigheid van de tekst beklagen, die een heterodoxe uitleg tenminste ogenschijnlijk de deur heeft geopend. Ten slotte moet het ook toegestaan zijn de vraag naar de verenigbaarheid met de traditie daar te stellen, waar het Concilie zelf expliciet of impliciet een herbezinning en nieuwe oriëntering nastreeft, namelijk in de verhouding tot de wereld, tot de andere religies, in de oecumene en het meest duidelijk in de leer over de godsdienstvrijheid. Maar ondertussen is ons duidelijk wat “Traditie” hier betekend. Het zich beroepen op een losstaande encycliek zoals “Mortalium animos” uit 1928 volstaat niet om het Concilie in zake oecumene van het afwijken van de goddelijke Traditie te beschuldigen. Een nieuwe oecumenische praxis, dialoog, gemeenschappelijk activiteiten, bezinning op het gemeenschappelijke, erkenning van de heilselementen, die er ook in de andere confessies en religies zijn: dat zijn allemaal dingen die niet in tegenspraak met de openbaring zijn en daarmee ook niet in tegenspraak met de Traditie als geloofsbron.
 
Het priesterbroederschap Sint Pius X overschrijdt de toegestane grenzen wanneer zij het Concilie daar waar het om dat onopgeefbare geloofsgoed gaat, dus om de goddelijke Traditie, een onoverwinbare breuk met de Traditie, dus een afval van het geloof, een ketterij, voorwerpt. Niet alleen de ondertussen buitengesloten bisschop Williamson, ook bisschop Tissier de Mallerais beweert dat het bij de leer van het Concilie om een andere religie gaat. De huidige paus [Benedictus XVI] beschouwd hij als een modernistische ketter.
 
Nog voor de onderhandelingen met Rome begonnen, die na het opheffen van de excommunicatie in 2009 aangekondigd werden, verklaarde Tissier de Mallerais, dat het Piusbroederschap haar posities niet zou opgeven, maar dat het erom gaat Rome tot de Traditie te bekeren.
 
Wat is hier gebeurd? Hier wordt aanspraak gemaakt op de hoogste rechtsinstantie. Er wordt a priori uitgesloten dat het eigen standpunt verkeerd zou kunnen zijn, en het leergezag wordt aan de eigen standpunten gemeten. Men gaat hier niet de onderhandelingen in met een bepaalde openheid, de eigen positie eventueel te herzien. Echter, zo luid het bezwaar, in vragen van het geloof mag men de eigen positie niet ter discussie stellen. Mijn antwoord; precies dat is het Piusbroederschap te verwijten, dat zij uit haar eigen kritiek op het Concilie een dogma maakt. Het gaat juist niet om geloofdogma's. Geen mens verlangd van haar dat zij welk dogma dan ook opgeeft. Maar het gaat om het juiste verstaan van het Tweede Vaticaans Concilie.
 
Ik beschuldig het Piusbroederschap er niet zo zeer van, dat zij een tegenstrijdigheid ziet tussen Concilie en Traditie. Ik beschuldig haar er veelmeer van dat zij in een oplossing en overwinning van deze tegenstrijdigheid überhaubt niet geinteresseerd is.
 
Zou de kritiek op het Concilie ten minste met theologische competentie gevoerd worden, dan kon daaruit altijd nog een vooruitgang in kennis uit voortkomen. Echter het tegendeel is vaak het geval.
 
Nemen wij als voorbeeld de volgende uitspraak van het Concilie uit de dogmatische constitutie over de kerk Lumen Gentium: “Aangezien de Kerk in Christus als het ware het sacrament of het teken en instrument is van de innerlijke vereniging met God en van de eenheid van heel het mensdom ...”2 Dat is geheel volgens de traditionele leer, dat de Kerk ertoe geroepen is, de scheidingsmuur tussen joden en heidenen neer te halen en alle mensen en volkeren tot één mystiek lichaam te verenigen. Denken wij aan Pinksteren: alle volkeren werden samengebracht! In het Oude Verbond was er het uitverkoren volk, de andere volkeren waren buitengesloten. In het Nieuwe Verbond zijn alle mensen tot eenheid in het ene mystieke lichaam, dat de Kerk is, geroepen. Wat maakt pater Schmidberger van deze uitspraak van het Concilie? Een binnenwereldlijke mensheidsverbroedering! Niets in de tekst van het Concilie geeft aanleiding tot deze uitleg! Deze uitleg wordt in de teksten geprojecteerd, en is niet in de tekst te lezen.
 
Deze tegenstrijdigheid tussen pretentie en competentie is pijnlijk. En hij verduidelijkt zeer duidelijk het gebrek aan interesse de uitspraken van het Concilie in het licht van de Traditie te lezen.
 
In het verzoeningsprotocol van 5 mei 1988 had de heilige stoel het Piusbroederschap het recht gegeven iedere leer van het Concilie die volgens haar in tegenspraak met de traditie schijnt te staan, zonder polemiek te discuteren. Nu eist pater Schmidberger in een interview van september 2012 het recht de dwalingen van het Concilie openlijk aan de kaak te stellen. Precies tussen deze beide houdingen loopt de grenslijn tussen een kritiek die het leergezag erkent en een kritiek die zich boven het leergezag stelt.
 
Het is ook niet met intellectuele eerlijkheid verenigbaar wanneer en voor zover het Piusbroederschap zich nog steeds als slachtoffer presenteert. Meer dan de gouden bruggen die de paus, onder grote persoonlijke offers, reeds voor haar gebouwd heeft, kan hij helemaal niet meer bouwen. Ik wil helemaal niet bestrijden dat onrechtvaardige sancties tot aan excommunicatie mogelijk zijn, en zelfs de legitieme mogelijkheid deze dan te negeren, worde geschonken. De kern van de zaak is een geheel andere. Het is het Piusbroederschap die de tegenwoordige toestand, waarin zij zich als beklagenswaardig slachtoffer presenteert, in stand houdt, en wel zoals zij zegt om katholiek te blijven.
 
Met andere woorden: om katholiek te blijven, moet men zich het herdersambt van de Paus onttrekken. En dat nu al reeds gedurende een tijdsbestek van meerdere decennia. Dat betekent dat sinds het Concilie het leergezag en de jurisdictieprimaat de facto in haar functie voor de Kerk zijn weggevallen. Op haar plaatst is het Piusbroederschap getreden, wiens overleven voor de redding van de Traditie noodzakelijk zou zijn.
 
Hoe kon het tot deze houding komen?
 
Bij zijn audiëntie bij Paulus VI op 17 september 1976 (enkele maanden nadat hij werd gesuspendeerd) zei aartsbisschop Lefebvre tot de paus (volgens eigen persverklaring van 18 september 1976), dat hij verscheurd was: “ik sta nu voor U. Ik zou graag met U volledig overeenstemmen, mij aan U op iedere manier volledig onderwerpen. Maar hoe kan ik dit doen, wanneer U zich toch steeds verder van Uw voorgangers verwijdert? Ik weet niet meer, wat ik doen moet. Ik kan mij niet van de Kerk scheiden, zoals zij altijd was. Ik kan mij niet van Uw voorgangers scheiden en aan de andere kant wil ik mij ook niet van U scheiden. U verwijderd zich echter in Uw daden en Uw woorden steeds meer van Uw voorgangers. Ik ben dus letterlijk verscheurd ...”
 
Uit deze woorden blijkt een waarachtige gewetensnood van de bisschop. Het was geen kwade wil, geen anti roomse invloed, geen lichtvaardige zucht naar kritiek, die hem dreef.
 
Het Priesterbroederschap Sint Pius X ontstond in een tijd van talrijke breuken met de Traditie en als antwoord daarop. Maar ondertussen hebben wij geleerd tussen goddelijke en louter kerkelijke Traditie te onderscheiden. Het negeren van dit onderscheid heeft pas eerst de radicalisering van het Piusbroederschap mogelijk gemaakt.
 
Aan de ene kant was er de hervorming van de liturgie en de hervorming van alle sacramenten: een eenmalige gebeurtenis in de geschiedenis, dit vast te stellen heeft allereerst niets met een stellingname over het Piusbroederschap te doen. Er was voor Paulus VI geen enkele Paus die zoiets gedaan had. Aan de andere kant waren er de loocheningen en de nieuwe interpretaties van vele geloofswaarheden door theologen, tot aan het ontkennen van het bestaan van God zoals bij Gotthold Hasenhüttl. Daarbij komt dat zich zulke theologen vaak op het Tweede Vaticaans Concilie beriepen en zich zelfs vandaag nog als haar verdedigers voordoen.
 
Wij vinden nu bij aartsbisschop Lefebvre vanaf het begin de tendens al deze fenomenen over één kam te scheren. In zijn preken kwam vaak de formule voor: Rome verlangt van hem de aanname van de nieuwe Mis, de nieuwe catechismus, het nieuwe priesterdom. Men zou hem onrecht doen wanneer men iedere samenhang zou ontkennen. Zo werd de hervorming van de liturgie ook door oecumenische motieven bepaald in het streven het offerkarakter ten gunste van het maaltijdkarakter terug te dringen. Hier heeft de het spreken over de verdediging van de Traditie een zin. In de optiek van Lefebvre maakte zich de Heilige Stoel door de hervorming van de liturgie tot handlanger van die theologen die het offerkarakter van de Heilige Mis ontkenden. Voor hem was daarom de verdediging van de Goddelijke Traditie en het afwijzen van de hervorming een en hetzelfde. Maar natuurlijk was Paulus VI zelf geen ketter, en de nieuwe liturgie stamt ook niet uit de ketterij, evenmin is zij ketters, evenmin leert de Kerk iets ketters over haar. In tegendeel: Paus Paulus VI had bijvoorbeeld in zijn encycliek Mysterium fidei de leer over de transsubstantiatie tegen de moderne herinterpretaties duidelijk verdedigd.
 
Verder kan zich geen enkele ontkenning van een dogma door de moderne theologen op het Tweede Vaticaans Concilie beroepen. In plaats van nu het Concilie tegen zulke misbruiken te verdedigen, beroept zich het Piusbroederschap zelfs op zulke theologen, om haar these van de onoverwinbare breuk met de Traditie te onderbouwen. Met andere woorden: het nalaten tussen de zwaktepunten van het Concilie en haar misbruik te onderscheiden, is een onheilige alliantie met de modernistische theologen in zake een hermeneutiek van de breuk geworden. In zijn interview wees pater Schmidberger een hermeneutiek van de continuïteit af. Dat betekend: hij weigerde met katholieke ogen naar het Concilie te kijken.
 
In de aangevoerde citaten heeft aartsbisschop Lefebvre het over een twijfelachtige scheiding waarvan hij Paulus VI beschuldigd: de scheiding van de voorgangers en de scheiding van de Kerk zoals zij altijd was. Echter dat zijn twee verschillende zaken. Ook onder de voorgangers van Paulus VI had de Kerk een bepaalde historische vorm en de ontwikkeling van de leer een historische staat, die met de vroegere niet identiek was. Men moet dat wat men in zijn kinderjaren heeft leren kennen niet met de traditie verwisselen. Wanneer men zelf altijd zo heeft gedacht, dan betekent dat niet dat de Kerk altijd al zo gedacht heeft. Dat geldt in het bijzonder voor de houding van Lefebvre inzake de godsdienstvrijheid. Zijn denken is helemaal gevormd door de strijd tegen het liberalisme. Dat echter is een discussie uit de 19e eeuw, maar geen goddelijke Traditie.
 
Bij het afwijzen van de conciliaire godsdienstvrijheid beroept zich het Piusbroederschap op een speciale vorm van de katholiek maatschappijleer uit de tijd van de confessionele staat. Deze leer is precies 200 jaar oud. Waarom houdt zij niet vast aan de middeleeuwse leer van de wereldlijke pauselijke macht (potestas directa in temporalibus)? Die was er nog veel langer als 200 jaar en werd toen toch weer losgelaten. Op grond van deze leer deelde Alexander VI in 1493 de wereld tussen Spanje en Portugal op, en wel uit louter vrijgevigheid en uit de volheid van het apostolisch gezag! Werken van theologen die de wereldlijk machtsvolheid van de Paus in twijfel trokken, werden (door Sixtus V) op de index geplaatst. Daaronder de heilige Robertus Bellarminus. Later werd Bellarminus heilig gesproken en tot kerkleraar verheven! Wat voor een breuk met de Traditie! Wanneer zich dus de Piusbroederschap bij dit thema op de Traditie beroept, dan is deze Traditie in werkelijkheid alleen een momentopname van de leerontwikkeling uit de 19e eeuw.
 
Gelijk heeft de Piusbroederschap echter wanneer zij het ontkennen van het offerkarakter van de Heilige Mis, het herinterpreteren van het priesterschap, het ontkennen van de lichamelijke opstanding van Jezus en zo voorts bestrijd. Hier gaat het werkelijk om dogma's. De ontkenning van deze dogma's vormt de tegenwoordige crisis van de Kerk. Terwijl het bij aartsbisschop Lefebvre nog enigermate te begrijpen en te vergeven was, dat hij deze ontkenning met de nieuwe oriëntering van de naconciliaire Pauzen op een hoop wierp, is dit nu niet meer mogelijk, nadat Paus Benedictus XVI met zulke felheid het relativisme en iedere afzwakking van het geloof de strijd heeft aangekondigd.
 
Wanneer bisschop Tissier de Mallerais beweert dat de belangrijkste strijd die vandaag te voeren is de strijd tegen de godsdienstvrijheid is, dan zie ik dat als een bagatellisering van de crisis. Want het gaat om veel meer. Hij vecht de oorlogen van gisteren, in plaats van zich op de problemen van vandaag te richten. Hij strijd voor de katholieke staat en ondermijnd de autoriteit van de Paus. In een tijd waarin door de globalisering de wereld tot een dorp is geworden, heeft het nastreven van godsdienstvrijheid een andere betekenis als ten tijde van de kerkstaat. Wanneer bijvoorbeeld in het communisme gelovigen bloedig vervolgt werden, is het dan alleen een onrecht tegenover de katholieken en ook niet tegenover de vervolgde orthodoxen, baptisten, joden en moslims? Moet de Kerk alleen tegen de vervolging van de katholieken protesteren en die van de andere goedkeuren? Wanneer zij echter tegen de vervolging van alle gelovigen protesteert, in wiens naam? Natuurlijk niet in naam van het ware geloof, maar uit naam van de menselijke waarde. Precies omdat het Concilie het recht op godsdienstvrijheid niet met de waarheid van de belijdenis, maar met de waarde van de mensen beargumenteerd, betekend dit recht geen gelijkstelling van de religies, zoals het van de kant van het Piusbroederschap telkens weer wordt beweerd.
 
Op basis van de katholieke ecclesiologie, zoals zij in het eerste deel werd uitgelegd, is er maar één legitieme manier waarop men met het Concilie kan omgaan: haar te interpreteren in het licht van de Traditie of – met andere woorden – in continuïteit met de Traditie. Precies dat had aartsbisschop Lefebvre zelf geëist. Datzelfde streeft paus Benedictus XVI vandaag na en hij stoot daarmee op de weerstand van het Piusbroederschap. De reden: het priesterbroederschap houdt per se vast aan een onoverbrugbare tegenspraak tussen Concilie en Traditie. De categorische weigering het eigen conciliebegrip ter discussie te stellen, mond in de claim uit zelf het interpretatiegezag over het concilie te bezitten. En dat betekent: zij ontneemt de heilige stoel dit interpretatiegezag. Dit heeft de praktische afschaffing van het leergezag tot gevolg.
 
Bij de protestanten hebben wij gezien hoe het afschaffen van het leergezag tot een subjectivisme leidde, die het nemen van een beslissing in geloofscontroversen onmogelijk maakt. Precies dit fenomeen nemen wij nu in het Piusbroederschap waar: met dezelfde argumenten waarmee de broederschap zich aan het leer- en herdersambt van de paus onttrekt, rechtvaardigt bisschop Williamson zijn ongehoorzaamheid tegenover zijn generaaloverste. In de naam van het geloof ontzegt hij hem de autoriteit hem te disciplineren. Wie heeft nu het recht: Williamson tegen Fellay? Fellay tegen Williamson? Fellay tegen Rom? Wie beslist?
 
Deze vraag is door het katholieke geloof al lang beantwoord. Er is maar één goddelijk gelegitimeerde beslissingsinstantie: het kerkelijke leergezag in Rome.
 


1 Ratzinger, Theologische Prinzipienlehre, München 1982, 388
2 Lumen Gentium 1; vertaling: www.rkdocumenten.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten