zaterdag 22 november 2014

De hoop op opstanding en de voorstellingen van het hiernamaals in de vroege Kerk (7)

Prof. Dr. theol. habil. Michael Fiedrowicz

Gemeenschapskarakter van de hemelse voltooiing

Zoals reeds uit de aanroeping van de martelaren blijkt, kon het vroege christendom zich het hiernamaals alleen in een gemeenschappelijke dimensie voorstellen. Socialis vita sanctorum, het leven van de heiligen is gemeenschappelijk, zei Augustinus met het oog op het Rijk Gods en betrok dit gemeenschapskarakter uitdrukkelijk ook op de hemelse voleinding van de civitas Dei.1 Telkens wordt de hemel in de christelijke overlevering in de gelijkenis van een stad voorgesteld. Coelestis urbs, Jerusalem“Hemelse Stad, Jeruzalem”, zo begint zoals bekend de hymne bij de kerkwijding. Reeds Paulus (Gal. 4,26) sprak van het “Jeruzalem daar boven” en de Apokalyps (Openb. 21-22) ontvouwt de gedachte in grootse beelden van het hemelse Jeruzalem.
 
In het geloofsbewustzijn van de nieuwe tijd stond eerder de eeuwige zaligheid van de onsterfelijke individuele zielen op de voorgrond. In het geloof van de vroege Kerk was juist de overtuiging levend dat heil en voltooiing dan pas kon worden verkregen, wanneer de tweevoudige scheiding van afgescheiden zielen (anima separata) overwonnen is. De scheiding van haar eigen lijf, maar ook de scheiding van de volledige gemeenschap met het mystieke Lichaam van Christus, waarin zij sinds haar doop ingevoegd is.

De voorlopers van Christus met Heiligen en Martelaren (Fra Angelico. 1423-1424)
 
Socialiter gaudentes, in gemeenschap zich verheugen, zo beschreef Augustinus eens het ware leven voor God dat niet meer aan schijngoederen onderhevig is, ook niet alleen voor zichzelf de echte goederen wil genieten, maar veelmeer gemeenzaam met anderen het ware en hoogste goed bezit.2 Niet het solus cum solo, het monos pros monon, het alleen-zijn met de Al-enige, zoals het de laatantieke Neoplatonist Plotinus,3 met zijn ideaal van de van het lichaam losgemaakte ziel, nastreefde. Dat wat de vroege christenen hoopten was het gemeenschappelijke binnengaan in de vreugde des Heren. Deze voorstelling was zo wijd verspreid en bleef tot in de vroege middeleeuwen levend, dat Bernhardus van Clairvaux4 in een preek op Allerheiligen schilderde hoe de uitverkorenen in het voorhof van de hemel verbleven en klaar staan om in het Huis van God binnen te gaan, dit echter toch niet kunnen zolang het getal van hen die gered zullen worden niet volledig is: “Reeds vele van ons staan in de voorhoven en wachten tot het getal van de broeders vol is. In dit zo gelukzalige huis zullen zij namelijk niet zonder ons en niet zonder hun lichamen binnentreden, dat wil zeggen, noch de heiligen zonder de scharen van het volk, noch de geest zonder het vlees.”5
 
Besluiten wij met een tekst van Gregorius de Grote, waarin deze paus dit gemeenschapskarakter van de hemelse voltooiing zeer mooi beschrijft. De gemeenschappelijke oriëntering op God is ook een blijvend met elkaar en tot elkaar van de uitverkorenen, die voor het Aangezicht van God aan elkaars zaligheid ook wederzijds aandeel hebben en schenken. In zijn dialogen schrijft hij: “De goeden zullen grote vreugde ondervinden, wanneer zij zien dat diegene, die zij lief hadden, zich men hen verheugen … Echter bij de uitverkorenen gebeurt iets dat nog wonderbaarlijker is: zij herkennen niet alleen diegene, die zij in deze wereld gekend hebben, maar zij zullen veelmeer ook de goeden, die zij nooit gezien hadden, herkennen alsof zij ze reeds gezien en gekend hadden. Want wanneer zij in het eeuwige erfgoed de heiligen uit de oude tijden zien, dan zullen zij hen niet als onbekend voorkomen, maar als met wie zij in hun handelen altijd al vertrouwd waren. Omdat allen in de gemeenschappelijke heerlijkheid van God zullen kijken, wat kan er daar zijn, wat zij niet reeds kennen, want zij kennen Hem, die alles kent?”6
 
Een mooi perspectief: niet alleen een weerzien van hen, die wij kenden, maar ook een ontmoeting met hen, die wij nooit hebben kunnen ontmoeten: een gesprek met Augustinus, met Gregorius de Grote, met John Henry Newman, met paus Pius V of Pius X misschien. Een ieder die dit geloof en deze hoop van de vroege christenen mag delen, zal hier zelf de namen kennen, waarop hij zich verheugt.
 

1 De civitate Dei 19,5
2 Confessiones 10, 64.
3 Noot vertaler: circa 205 tot 270 na Chr.
4 Noot vertaler: 1090 tot 1153 na Chr.
5 Zie: Bernard van Clairvaux, sermo 3,1 in festivitate omnium sanctorum: Iam multi ex nobis in atriis stant, exspectantes donec impleatur numerus fratrum; in illam beatissimam domum non sine nobis intrabunt, id est non sancti sine plebe. Vertaling: Benard von Clairvaux, Sämtliche Werke, lateinisch / deutsch, VIII Insbruck 1997, 769. Zie ook: Lubac, Glauben, 114; Ratzinger, Eschatologie, 116f; Ratzinger, Auferstehung des Fleisches: LthK 2 1, 1049. Zie ook de kritische opmerkingen op bepaalde moderne tendensen vroegchristelijke-middeleeuwse opvattingen van de “wachtende Hemel” ten gunste van een alverlossingsleer te interpreteren, bij Barth, Hermeneutik, 390,405.
6 Dialogi 4, 34, 3 5.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten