zaterdag 8 december 2007

Bevrijdingstheologie

door Prof. Dr. Mag. J.P.M. van der Ploeg O.P. Aan bovengenoemde onderwerp hebben wij aandacht besteed in het nummer van januari 1979 van dit maandblad, p 2-12. Dit opstel is ook verschenen in Katholieke Stemmen, februari 1979, p. 69-79 (zie ook het “Nawoord”, aldaar p. 79-82; het heeft betrekking op de activiteiten van Jan Caminada). Voornamelijk door het optreden van kard. Ratzinger en van de door hem geleide Congregatie voor de Geloofsleer, is de bevrijdingstheologie opnieuw in de belangstelling der nederlandse pers gekomen. het archief van de Kerken heeft in zijn juli-nummer van dit jaar (1984) een nederlandse vertaling gepubliceerd van een in Italië verschenen artikel van Ratzinger en de vertaling van een antwoord daarop van Leonardo en Clovis Boff. Wij zouden beide stukken gaarne in de taal waarin zij oorspronkelijk zijn geschreven voor ons hebben (dat van Ratzinger is ongetwijfeld door hem eerst in het Duits geschreven, dat van de Boff's in het Spaans), omdat een vertaling van stukken waarin het op nauwkeurige formulering aankomst wel eens hier of daar minder juist kan zijn. Bij sommige nederlandse uitdrukkingen inde vertalingen hebben wij een vraagteken geplaatst. Zo staat er een bij de aan Ratzinger toegeschreven stelling “dat eend waling niet kan bestaan zonder een kern van waarheid. Dit hoort men wel meer, maar klopt natuurlijk niet, want welke “waarheid” maakt deel uit van 2 x 2 = 20, of van “Christus is géén God”? Geen enkele. Maar als men aanneemt dat Ratzinger oorspronkelijk, in zijn studievertrek, “Irrlehre” = dwaalleer heeft geschreven, heeft de aangehaalde stelling een andere zin. Een uitgewerkte dwaalleer, d.w.z. een dwaling die tot een geheel systeem is verwerkt, zoals b.v. die van Luther of die van Marx, bevat doorgaans elementen van waarheid, waaruit verkeerde conclusies worden getrokken. Ratzinger geeft een kort overzicht over de z.g. bevrijdingstheologie, de gronden waarop zij berust en de methoden die zij gebruikt. Hij doet dit op duidelijke wijze en ook zijn afwijzing is duidelijk. De “bevrijdingstheologie” kent verschillende nuances, laat hij weten, en die zijn niet allemaal even veroordelenswaardig. Men kan zelfs een goede “theologie der bevrijding” bedrijven. Onze boven genoemde studie was gebaseerd op het werk “Theologie van de bevrijding” van de voornaamste vertegenwoordiger daarvan: Gustavo Guitierrez, waarnaast wij ook aandacht hebben besteed aan het grote kritische werk Teologie de la liberación y Christiano por el socialismo van de vlaamse Jezuïet Roger Vekemans (Bogato [Columbia], Calle 17, NO. 4-68 – Of. 401, CEDIAL; 592 blz. waarvan 97 blz. literatuur). De conclusies waartoe wij kwamen zijn ook die van Vekemans en van de kardinaal. In zijn meest voorkomende vorm moet de “theologie der bevrijding” worden afgewezen, er is in de katholieke theologie en de katholieke Kerk geen plaats voor. Bekend is de verklaring door Joannes Paulus II in Mexico aan journalisten gedaan, dat de “theologie der bevrijding” géén theologie is (het is pseudo-theologie, resp. een karikatuur ervan). De th.d.bevr. van Guitierrez en de zijnen wil een politiek instrument zijn om de maatschappij te hervormen, dáárvoor is zij ontworpen. Men wil de structuren der maatschappij in marxistische zin veranderen, waartoe ook de klassenstrijd een gewettigd middel is. Hun “keuze voor de armen” is er een voor een nieuwe socialistisch-marxistische totale omvorming van de maatschappij, die door de revolutie zal worden bereikt. Men wil in zijn streven samenwerken met de directe volgelingen van Marx (de Communisten), wier methoden van maatschappij-analyse (en nog veel meer) zij aanvaarden. Men leze verder wat wij vijf jaar geleden hebben geschreven. Dat was toen naar aanleiding van het feit dat Gutierrez te Nijmegen een eredoctoraat zou ontvangen, ter erkenning van zijn (veronderstelde) verdiensten als bevrijdingstheoloog. Promotor was Schillebeeckx. Het antwoord van de beide Boff's op de aanklacht van Ratzinger lijkt op het pleidooi van een intelligente advocaat, die zijn cliënt moet verdedigen, en zo opgevat kunnen wij er waardering voor hebben. Maar die kan niet tot vrijspraak leiden, want op de voornaamste punten van de aanklacht van de kardinaal wordt geen antwoord gegeven; het gelijk van de kardinaal is onweerlegbaar, wanneer men zich op het standpunt van de door H. Schrift, Overlevering en Leergezag geheiligde leer der kerk plaatst. In een moeilijke zaak tracht een advocaat er soms de rechtbank of de jury van te overtuigen dat zijn cliënt het zo ontzettend goed meent en niets heeft willen doen dat verkeerd is. In dit licht moet dan worden gezien wat hij heeft gedaan en waarom moet hij ongemoeid worden gelaten. Hij geeft toe dat de verdachte zich wel eens heeft vergist, maar dit is begrijpelijk, omdat hij naar nieuwe wegen zoekt. Zulk menselijk falen mag men hem toch niet zwaar aanrekenen! Bovendien moet men bedenken van welke enorm goede bedoelingen de cliënt bezield is. Hij wil de armoede van tallozen opheffen, en is dit niet iets dat de rechtbank óók wil? Waarom dan een veroordeling uitspreken? die kan er alleen maar toe bijdragen “de armen nog meer te doen lijden, de Kerk in diskrediet te brengen en Gods naam te doen lasteren” (slotzin van het betoog van de Boff's). Hier worden de aanklagers tot beschuldigers. De kardinaal, aldus de gebroeders Boff, begrijpt niet goed wat hij veroordeelt. Dit is een bekend geluid, zo hebben tot dusver heel wat door de Kerk veroordeelde theologen en dwaalleraars gesproken. De modernisten van het begin van deze eeuw beschuldigden Pius X ervan dat hij hen niet had begrepen. Zó onbegrijpelijk is de z.g. theologie der bevrijding echter niet en op de congregatie voor de Geloofsleer is men best in staat haar geschriften te begrijpen, nog afgezien van de praktijken. De Boff's zeggen dat de b.th. niet is te verstaan met behulp van de “klassieke theologie”. Men kan het nieuwe niet door het oude begrijpen, zeggen ze, maar alleen door het nieuwe! Dat nieuwe is dan de armoede en de onderdrukking die in de wereld van vandaag heersen. Deze laatsten kunnen echter nooit uitgangspunten van de theologie zijn. Deze steunt op de waarheden van het geloof en wil de zin ervan duidelijker maken; ook wil zij conclusies eruit trekken. De De “klassieke theologie” is dan ook in haar geheel “geloofstheologie” en wanneer men toegeeft dat de b.th. radicaal anders is en men haar vanuit de geloofstheologie niet kan verstaan, is haar uitgangspunt ook niet het geopenbaarde geloof. Daarom is het eenvoudig niet waar dat de b.th. “geworteld wil zijn in de geloofsschat”; dis is niet meer dan een loze bewering. Dat bovenstaande beweerd kon worden, komt omdat de b.th. het geloof ontdoet van zijn overgeleverde betekenis en aan de formulering(en) ervan een nieuwe zin geeft door middel van de z.g. hermeneutica, of leer der betekenisbepaling. Over de toepassing van deze laatste in Nederland hebben wij vijftien jaar geleden een afzonderlijke brochure van 30 blz. gepubliceerd (“Hermeneutiek” of Uitleg van Bijbel en Dogma in katholiek Nederland, 1969; nog te verkrijgen te Tilburg, Gen. Winkelmanstraat 66). In dit geschrift hebben wij laten zien hoe men H. Schrift en kerkelijk dogma niet wil verklaren in de zin die ze vroeger hebben gehad, maar die ze nu hebben, nl. voor ons, Christenen van 1984. Het gaat dus niet om de zin die gewijde schrijvers of het leergezag der Kerk aan de door hen gebruikte uitdrukkingen en formuleringen hebben gehecht, maar om de zin die wij eraan kunnen geven, opdat ze voor ons nog van betekenis zouden zijn. Die betekenis is dus veranderlijk en gaat mee met (nieuwe) tijd en plaats. Het 1ste Vaticaans Concilie (1870) heeft in zijn dogmatische Constitutie over het geloof bovenstaande mening uitdrukkelijk veroordeeld en degenen die haar aanvaarden buiten de kerk gesloten. Volgens deze veroordeelde opvatting is het mogelijk dat men vroeger “terecht” aannam dat door de eucharistische consecratiewoorden brood en wijn totaal veranderen in Christus' lichaam en bloed, maar dat men tegenwoordig moet zeggen (en denken) dat deze tegenwoordigheid wordt verklaard door een verandering van de betekenis van het brood en wijn. Christus is niet meer de Zoon van God, één in substantie met de vader, een goddelijke persoon, maar een mens, waarin zich het “goddelijke” (men zegt ook: God) op volmaakte wijze openbaart, d.w.z. tot uitdrukking komt. Christus is dan vóór alles mens en menselijke persoon, geen \Persoon die God is, zoals de Vader. wij geven deze voorbeelden om de bedoeling van de nieuwe “hermeneutiek” duidelijk te maken. De zojuist beschreven modernistische hermeneutiek wordt door de b.th. op grote schaal toegepast, zij is zelf dè reden waarom haar voorstanders haar “theologie” noemen. In Kath. Stemmen van november 1983, (Nicaragua en de katholieke Kerk, p. 526-630) hebben wij een uitspraak van de priester Ernesto Cardenal aangehaald: “Men kan zeggend at het evangelie mij marxist heeft gemaakt. het marxisme is voor de wereld de enige oplossing. De Christen moet het marxisme aanvaarden om zowel met God als met de mensen te zijn” (p. 529). In Kath. St. 1983, p. 17-20 (De Kerk en de revolutie in Nicaragua) hebben wij een artikel uit het tijdschrift Tierra Nueva (CEDIAL, Bogota) samengevat, waarin de werkwijze der z.g. bevrijdingstheologie duidelijk wordt gemaakt. De instellingen der Kerk en de uitdrukking van haar leer zijn voor bevrijdingstheologen in Nicaragua niets anders dan symbolen, en men geeft er een heel andere zin aan dan de Kerk altijd heeft gedaan. Ze worden geladen met een marxistische betekenis en wat eens uitdrukking was van de katholieke leer, wordt het nu van het marxisme. Een van de meest algemene veranderingen van betekenis onderdaan de woorden “heil” en “rijk Gods”. Volgens Jesus zijn die niet van deze wereld, maar voor de bevrijdingstheologen zijn zij dat juist wel. het enige heil waarvoor zij belangstelling toen is de marxistische heilstaat op aarde. De “theologen” der bevrijding hoeden er zich doorgaans voor dit cru te zeggen. ze ontkennen de woorden van Jesus niet uitdrukkelijk, maar zij spreken alleen over “heil” en “redding” in marxistische zin. Nu is het marxisme volgens de bekende uitdrukking van Pius XII een “intrinsiek slecht stelsel”. Het gaat er vanuit dat de stof aan de oorsprong van alles staat zodat alles er zich uit heeft ontwikkeld. Daarom is ook de heilstaat een stoffelijke. Over het hiernamaals spreken doet het marxisme niet, want dit hangt met godsdienst samen, die naar de bekende uitdrukking “opium van het volk” is. Het laatste is consequent marxistisch gedacht. De bevrijdingstheologen en vele anderen houden vol dat zij van het marxisme slechts de “maatschappijanalyse” overnemen, een ontleding die een materialistische wereldbeschouwing tot grondslag heeft en de klassenstrijd beschouwt als dè factor van ontwikkeling. Zonder twijfel heeft Marx in zijn zware werken een aantal sociale feiten juist vastgesteld, maar zijn ontleding van de maatschappij en de methoden tot omvorming die hij voorstaat (de proletarische revolutie) zijn een heel andere zaak en voor een Christen niet aanvaardbaar. Gutierrez en de Boff's, die de door hen “klassiek” genoemde theologie in hun jonge jaren hebben geleerd, weten het bovenstaande wel. Het is duidelijk uit het feit dat zij hun uitdrukkingen, waar zij kunnen, zo kiezen, dat zij daarmee niet cru en brutaal de katholieke leer van de hand wijzen. Maar zij verdedigen of verkondigen haar nooit en tonen op deze wijze dat zij zich bewust zijn van het nieuwe en totaal andere van hun ideeën. Dit valt doorgaans alleen op aan iemand die zijn goede en authentieke theologie behoorlijk kent. Maar dat zijn er maar weinigen, en met hen houden de theologen der bevrijding geen rekening, zo zij hen al niet bestrijden. Ratzinger wijst in zijn stuk op het fundamenteel onaanvaardbare karakter van de “hermeneutiek” der theologie van de bevrijding en op dit zware verwijt gaan de gebroeders Boff niet in. zij kunnen het ook niet, zonder zich geheel bloot te geven. het gaat hen om de politiek, de politieke strijd van het “proletariaat”: om de macht. Zij geven toe dat het marxisme “ongetwijfeld gevaarlijk” is (p. 9, linker kolom bovenaan), maar zeggen niet waarin dit gevaar bestaat (het materialistisch atheïsme), en voegen de drogrede toe: “als een instrument gevaarlijk is wil dit nog niet zeggen dat het niet meer gebruikt moet worden, vooral als het een echt instrument is en we geen andere instrumenten vinden die beter zijn” (l.c.). Nu is het marxisme een ondeelbaar systeem, waarvan maatschappij-ontledingen en aan te wenden methodes (om de maatschappij te veranderen – door revolutie) één geheel uitmaken en er wezenlijk mee verbonden zijn. als wetenschappelijk stelsel hoort het marxisme thuis in de vorige eeuw en de juistheid ervan is sindsdien door talloze feiten gelogenstraft. Het marxisme “het beste instrument dat er is” vinden betekent dat men de ogen sluit voor het de feiten en de politieke keus heeft gedaan, d.w.z. dat men het marxisme kiest als middel om zijn politiek doel te bereiken: de marxistische heilsstaat. Kardinaal Ratzinger heeft in zijn verzet tegen de bevrijdingstheologie in haar het meest beoefende vorm groot gelijk, en daarom klinken de aan zijn adres door de Boff's geschreven slotwoorden: de kardinaal draagt er toe bij dat de naam van God wordt gelasterd, als een verschrikkelijke uitdaging. De schrijvers vallen hiermee uit hun advocatenrol en laten zien welke gevoelens hen bezielden toen zij hun stuk schreven. Als de kardinaal zegt dat er toelaatbare vormen van theologie der bevrijding zijn, dan bedoelt hij hiermee dat men aan “bevrijding” een christelijke zin kan geven en hierover theologisch redeneren. het moet dan allereerst gaan over de bevrijding van de zonde. De Boff's zeggen het bestaan van zonde te erkennen, maar voegen er niet aan toe dat die voor hen een andere betekenis heeft dan de authentieke. Ook kan men van de zonde slechts door de genade van God bevrijd worden, terwijl de theologen der bevrijding hier alleen menselijk handelen kennen en wel de revolutie en de daaraan voorafgaande klassenstrijd. Zij roepen niet op toe berouw en tot bekering, met Gods hulp, maar tot gewelddadige strijd en de vernietiging van de tegenstander. Dit is heel iets anders dan Christendom. de sociale leer der Kerk wordt door de Boff's in hun verweer niet genoemd, zij wordt zelfs van de hand gewezen door het marxisme hun beste instrument te noemen. Als theologie kan men die van Gutierrez c.s. niet serieus nemen, wel als middel om met gebruikmaking van godsdienst een zuiver politiek en geheel aards doel te bereiken, waartoe zij zich door haar aard in het geheel niet lenen. Uit Confrontatie – Oktober 1984 – No. 230 – blz. 407 en 412.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten