zaterdag 12 juni 2004

LEERAMBT EN GEWETEN

uit: De Encycliek "Humanae vitae" - een teken van tegenspraak, door Dietricht von Hildebrand 1. Geweten en erkenning van de zedewet De stelling, dat het aan het geweten van de enkeling over moet worden gelaten of hij de pil tot het voorkomen van de zwangerschap wil gebruiken of niet, is eveneens veel verbreid. In deze stelling komt een noodlottig misverstand tot uitdrukking, een totaal verkeerd gebruik van de term geweten. De vraag of iets op zichzelf goed of slecht is kan nooit door het geweten worden beantwoord; dit wordt al voorondersteld voor het spreken van het geweten. Wat zedelijk al of niet van waarde is bepalen we met een heel ander geestelijk orgaan. Op de eerste plaats spreekt het geweten eerst dan, wanneer het gaat over ons eigen doen en laten. Het zegt ons niet of het optreden van een ander zedelijk juist is. Wanneer we vaststellen dat iemand onjuist heeft gehandeld of wanneer we diep onder de indruk zijn van de goedheid en reinheid van een mens, dan is het niet ons geweten dat de waarde of onwaarde vaststelt. Hetzelfde geldt voor het principiele inzicht dat moorden slecht is, dat stelen zedelijk verkeerd is, dat gerechtigheid goed is. Over dit alles onderricht ons het vermogen zedelijke waarde en onwaarde te bepalen - ons waarde-inzicht. Op de tweede plaats spreekt de geheimzinnige stem van het geweten primair, wanneer zij ons aanspoort in een concrete situatie het zedelijk slechte te vermijden, waarvan we principieel wten dat het zedelijk slecht en ongeoorloofd is. Het heeft meer betrekking op het vermijden van het zedelijk kwaad, dan op het zuiver zedelijk positieve, dat we niet verplicht zijn te doen. Het geweten is de "advocatus Dei" in de ziel van de mens - het spreekt waarschuwend wanneer we in een bepaalde situatie in de verleiding zijn iets slechts te doen of wanneer iemand tracht ons te overreden toe te stemmen in iets dat zedelijk slecht is. Het is de geheimzinnige stem die on de allesoverheersende ernst van de zedelijke vraag in het bewustzijn brengt, die ons tegenover alle verkeerde verlangens en alle in zwakheid toegeven, de eis God niet door een zedelijk verkeerde daad te beledige, in volle majesteit voor ogen houdt. Maar dit vooronderstelt altijd dat we bekend zijn met het principieel zedelijke of verondersteld zedelijke karakter van de handeling. Het zegt ons: doe dat niet omdat het verkeerde is - het spoort ons aan nauwkeurig na te gaan of ons handelen in dit concrete geval in overeenstemming is met de zedewet. Het gewetensonderzoek over het verleden, alsook het onderzoek van het geweten dat aan de handeling voorafgaat, heeft altijd betrekking op de houding van de eigen persoon en op de concrete toepassing in het afzonderlijke geval en primair op het vermijden van het zedelijk negatieve of op de zedelijke fouten die zijn gemaakt. Maar dat vooronderstelt altijd een overtuiging die niet uit het geweten voortkomt betreffende de principiele zedelijke waarde of onwaarde van een handeling. Nu mogen we niet vergeten dat de mens in zijn zedelijk waarde-oordeel door vele factoren wordt bedreigd. Er zijn vele vormen van dezelijke waardeblindheid. Omnis homo medax (ieder mens is een leugenaar) is hier al heel bijzonder van toepassing. 2. Uitleg van de objectieve zedewet door het leerambt van de Kerk en de taak van het geweten van de enkeling. Hij die zijn subjectieve opvatting van wat zedelijk is toegestaan voor onfeilbaar houdt, is het slachtoffer van een ernstig zelfbedrog. Ieder gelovige katholiek is overtuigd dat boven zijn subjectieve opvatting in alle zedelijke vraagstukken de uit Gods openbaring voortkomende zedeleer staat, die door het onfeilbaar leerambt van de Kerk voor gedetailleerde problemen in uitgewerkt en zo zijn gewten het noodzakelijke houvast geeft. De bewering dat het geweten van de enkeling moet gbeslissen of kunstmatige geboorteregeling zedelijk geoorloofd is, is derhalve misleidend, want zij verlangt iets van het geweten, dat dit nooit kan volbrengen. Deze bewering betekent in werkelijkheid: niet de Kerk weet wat zedelijk goed of slecht is, maar de enkeling kan dit zelf bepalen - een opvatting die zowel de openbaring als het leerambt van de Kerk loochent. Dit zou tenslotte tot de ontbinding van ieder objectieve moraal en tot een volledige amoraliteit voeren. 3. Geweten en willekeur. Daarom staat de bewering dat de Kerk het aan het geweten van de individuele christen voer meot laten om te beslissen of hij de kunstmatige geboorteregeling mag toepassen in feite gelijk met de bewering dat hij kan doen en laten wat hij wil. Newman karakteriseerde een dergelijke opvatting met de woorden: "Het geweten is eens trenge vermaner, maar in deze eeuw is het door een verkeerd beeld vervangen, waarvan de voorgaande achtien eeuwen nooit hebben gehoord en dat zij, wanneer zij ervan gehoord zouden hebben, ook nooit met het geweten zouden hebben kunnen verwisselen. Het is het recht tot willekeur". De bewering dat inzake de kunstmatige geboorteregeling ieder kan denken wat hij wil, vooronderstelt de opvatting dat hier sprake is van iets, dat in het licht van de christelijke openbaring van moreel standpunt gezien neutraal is. 4. De werkelijke taak van het geweten in de kwestie van de geboorteregeling. Wanneer men in de kwestie van de kunstmatige geboorteregeling zegt dat dit aan het geweten in de ware zin is overgelaten, dan kan men eigenlijk alleen maar bedoelen dat wij in geweten moeten nagaan of in een bepaald geval sprake is van een kunstmatige regeling van de gebooert, of bijv. aan het gebruik van de pil om zuiver therapeutische redenen, die niets te maken hebben met het vermijden van de zwangerschap, toch niet als verborgen motief een kunstmatig verhinderen van een mogelijke conceptie ten grondslag ligt Bij de natuurlijke geboorteregeling door de keuze van de tijd is het aan het geweten van de enkeling overgelaten voor God na te gaan of de redenen tot het vermijden van de geboort van een kind belangrijk genoeg zijn. Aan de andere kant moeten we ook rekening houden met de redenen die ons onder bepaalde omstandigheden zelfs de plicht kunnen opleggen de geboorte van een kind te voorkomen. De vele omstandigheden die in deze verantwoordelijk beslissing een rol spelen "voor Gods aangezicht" na te gaan, is de taak van een "verantwoord ouderschap", waarin de stem van het geweten van de enkeling beslissend is. Maar ook deze beslissing, die afhankelijk is van de vele, telkens verschillende, omstandigheden, moet zich wil zij geen "onverantwoord ouderschap" zijn, naar objectieve redenen en niet naar willekeur en egoistische overwegingen richten. Maar ook wanneer sprake is van een objectief altijd slechte handeling - waarvan de onzedelijkheid in de daad zelf licht en niet alleen in de motieven - zoals echtbreuk, stelen, of - zoals in ons geval kunstmatige geboorteregeling, mag het geweten in geen geval uitgeschakeld worden. Het geweten van de enkeling moet in alle zedelijke kwesties meewerken, het heeft de taak tegen het begaan van een liefdeloosheid, van een oneerlijkheid, of tegen de zonde van de kunstmatige geboorteregeling te waarschuwen. Het heeft altijd deze ontzeglijk belangrijke taak - ons de volledige ernst van alle zedelijke geboden in concrete gevallen voor ogen te houden, ons op te roepen tot zedleijke waakzaamheid en ons tegen zelfbedrog te waarschuwen. 5. Gewetenloosheid, individueel geweten en leeramt. Het tegendeel van het geweten is de gewetenloosheid. Gewetenloosheid is de mens die tenaanzien van de kwestie of iets goed of slecht is, of het zonde is of geoorloofd, onverschillig is. Gewetenloos is de mens die blind is voor de uiteindelijke ernst van het zedelijke, voor de belediging van God door de zonde. Gewetenloos is hij die nadrukkelijk de oren sluit voor de stem van het geweten, die lichtzinnig, zonder te onderzoeken of iets goed of slecht is, zijn implut tot handelen volgt. Maar de ware samenwerking met het geweten, zijn tot volledige verantwoordelijkheid roepende stem, vooronderstelt de kennis van wat principlieel goed of slecht is, God welgevallig of zonde, geoorloofd of ongeoorloofd, en hij die zich niet bewust is van de zedelijke waarde-blindheid, is ook gewetenloos en handelt onverantwoordelijk. De stem van de H. Kerk komt niet in de plaats van het geweten, of verstikt het geweten niet, zij spoort on niet aan de verantwoordelijkheid af te schuiven, maar zij geeft het geweten de noodzakelijke gegevens omtrent datgene wat goed of slecht is. Zij behoedt het geweten voor alle tendensen van de gevallen natuur die het willen overstemmen en strekt het tot steun.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten