maandag 11 oktober 2004

Waarom zijn er tegenwoordig zo veel liturgische misbruiken?

Pater Martin Lugmayr FSSP Uit: Informationsblatt des Petrusbruderschaft St. Petrus, Oktober 2004. Het feit van de ontelbare misbruiken binnen het Latijnse Ritus-gebied is bekent en we hoeven dat hier ook niet te bewijzen. We willen alleen nog opmerken dat er binnen de Katholieke Kerk vele andere riten zijn, die niet of tenminste niet in deze omvang van een crisis zijn getroffen. (En hiervan zijn, zoals mij vele gespreken hebben getoond, veel mensen zich niet van bewust). Men moet ook formuleringen zoals “nieuwe Mis” of “oude Mis” vermijden, die zich alleen op de Latijnse liturgie na of voor 1969 betrekken, omdat er alleen één Mis is, die in vele verscheidene Riten gevierd wordt, zoals de byzantijns, de West- en Oostsyrische, de Ethiopische enz. De wortels van de huidige liturgische crisis bevinden zich al in een tijd, toen een heilige de Kerk regeerde en in het Latijnse ritus-gebied (naast enige Ordens-riten) alleen de momenteel zogenoemde “oude ritus” gevierd werd. Onder het pontificaat van de heilige Pius X schreef op 12 maart 1913 een eenvoudige kapucijnerpater, de enige jaren geleden heiliggesproken pater Pio van Pietrelcina, een brief aan zijn zielenherder. Hij bericht, dat Christus hem als Lijdende verschenen is en over de lauwheid van de gelovigen klaagde. Pater Pio geeft dan de volgende Woorden van de Heer door: “Dag en Nacht ben Ik alleen in de kerken. Men bekommert zich niet meer om het Altaarsacrament, men spreekt nooit van dit Liefdessacrament; en ook degene, die er van spreken – o weh! Met welk onverschilligheid, met welke kilheid. Mijn Hart is vergeten; Niemand bekommert zich meer om Mijn Liefde; Ik ben doorlopend bedroefd. Mijn huis is voor vele een theater voor amusement geworden; ook Mijn dienaren, die Ik altijd met een bijzondere liefde bedeeld heb, die Ik lief heb gehad als Mijn oogappel; zij behoren Mijn Hart te sterken, dat vol is van bitterheid; zij behoren Mij te helpen bij het redden van zielen, terwijl, wie zou het geloven?! Van hen moet Ik ondankbaarheid en onderwaardering ondervinden. Ik zie, mijn zoon, vele van hen, die… (hier zweeg Jezus en tranen liepen Hem over de wangen, en Hij weende in stilte), die onder huichelachtige aanschijn Mij met heiligschennende communies verraden, het licht en de kracht, die Ik hen onophoudelijk heb gegeven, met hun voeten vertrappen”[1] Enkele tijd later, op 7 april 1913, bericht pater Pio, dat Christus hem opnieuw in diepe bedroefdheid verschenen is en hem een grote hoeveelheid (!) van orde- en wereldpriesters, daaronder ook hoogwaardigheidbekleders, getoond heeft, die de Heilige Mis hetzij vierden hetzij zich op de viering voorbereiden. Christus wende zich met een uitroep van misnoegen van hen af en zei dan tot pater Pio: “Mijn zoon, geloof niet, dat Mijn leiden twee of drie uur geduurd heeft – neen; Ik zal door de van Mij het meest met weldaden voorziene zielen tot het einde van de wereld in doodsangst zijn. Tijdens de tijd van Mijn leiden, Mijn zoon, mag men niet slapen. Mijn ziel zoekt enkele druppels menselijk medelijden, maar ach! Ze laten Mij alleen onder het gewicht van de onverschilligheid. De ondankbaarheid en de slaap van Mijn dienaren verergeren nog meer Mijn lijden”[2] Gezien deze aangrijpende woorden, die ons door een heilige medegedeeld zijn, die geheel uit het Geheim van de Heilige Mis heeft geleefd, mogen wij met goede gronden aannamen, dat God op grond van deze ondankbaarheid, onverschilligheid, ja heiligschennissen van velen, het heeft toegelaten, dat deze inwendige crisis ook aan de buitenkant zichtbaar werd. Dat derhalve ook een vernieuwing alleen dan kan gebeuren, wanneer ze voorbereid en gedragen is van een inwendige nabijheid van het Liefdessacrament, van de geest van aanbidding, de geleefde navolging van Christus, de dankbaarheid en de waakzaamheid. Moge de heilige pater Pio ons hiermee helpen, zoals hij dat in zijn eigen leven heeft verwerkelijkt!

[1] Padre Pio de Pietrelcina, Epistolario, I, Corrispondenze con i direttori spirituali (1910-1922), Ed. “Patre Pio da Pietrelcina”, San Giovanni Rotondo 1987, Lettera 118, p. 342. [2] Lettera 123, p. 350s.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten