zondag 16 augustus 2009

Benedictijnen, Norbertijnen en Trappisten

Voor de RKJDelft heb ik een aantal teksten over benedictijnen, norbertijnen en trappisten in elkaar gezet om morgen te gebruiken bij een promotie-actie tijdens de OWEE-week. En waarom deze ordes? Nou ze maken alle drie bier, vandaar!
Benedictijnen
De benedictijner orde (Latijn: Ordo Sancti Benedicti), is een kloosterorde die de regel van de Heilige Benedictus van Nurcia volgt. Het leven volgens de Regel van Benedictus (Regula Benedicti) wordt gekenmerkt door het afwisselen van bidden en arbeid; het zogenaamde “ora et labora”. Volgens Benedictus moet bij een christen het gebed met het gehele leven samengaan, het leven is niet compleet wanneer het niet doordrongen is van gebed. Het gebed bestaat zowel uit het bewust leven in de aanwezigheid van God, het gezamenlijk koorgebed (acht keer per dag) alsmede het persoonlijk gebed. Maar ook werken is volgens Sint Benedictus essentieel voor de mens en van groot belang voor zijn welzijn. Het is zelfs in een zekere zin belangrijker dan het gebed en vormt de eerste conditie voor alle groei in goedheid, want genade vind geen medewerking in de ziel en het hart van een lanterfanter.
Volgens de Regel van Benedictus is privaat bezit verboden. Wel mogen de monniken als geheel bezittingen hebben. Het benedictijnse armoede ideaal bestaat er niet uit om van aalmoezen te leven, zoals bijvoorbeeld bij de bedelordes, maar is erop gericht de individu te beperken op dat wat eenvoudig en strikt nodig is. De bezittingen van het klooster, en die zijn in sommige gevallen enorm, zijn bedoeld voor het in stand houden van de gemeenschap en voor de zorg van anderen, zoals het geven van aalmoezen. Dus hoewel de individuele monnik arm is, moet het klooster in staat zijn om aalmoezen te geven, en niet genoodzaakt aalmoezen te vragen. Een benedictijn legt dan ook geen expliciete gelofte van armoede af, maar alleen een gelofte van trouw aan de Regel.
De benedictijner orde is plaatsgebonden ("stabilitas loci"). Dit wil zeggen dat iemand die in een bepaald klooster intreedt, zijn hele leven in dit klooster zal doorbrengen, en niet naar een ander klooster zal worden overgeplaatst (behalve wanneer vanuit dit klooster een nieuw klooster wordt gesticht).
Een benedictijner klooster vormt dus een gemeenschap die in eenvoud en stabiliteit, zowel door haar plaatsvastheid als door haar bezittingen, leeft in een ritme van 8 uur gebed, 8 uur werk en 8 uur rust. Dit recept bleek zo goed aan te slaan dat de Benedictijnse orde zich snel over heel Europa verspreidde, zowel doordat bestaande kloosters de Regel invoerden, als door het stichten van nieuwe kloosters. Wereldwijd zijn er nu meer dan 8.000 benedictijnen en 17.000 benedictinessen.
Benedictus van Nurcia
Sint Benedictus (circa 480 tot circa 547 n. Chr.), oorspronkelijk afkomstig uit Nurcia (nabij Perugia), was student in Rome. Geschokt door het losbandige leven van de studenten besloot hij de stad te verlaten en de wereld te ontvluchten. In Enfide (waarschijnlijk het huidige Affile, in het Simbrucini-gebergte) sloot hij zich aan bij enkele mannen, die zich aan een deugdzaam leven hadden toegewijd. Maar spoedig verlangde hij naar een grotere eenzaamheid, en besloot hij naar het noorden te trekken. Te Subiaco leefde hij drie jaar als kluizenaar in een grot, geholpen door de monnik Romanus, die hem van een monnikskleed en eten voorzag. Na enige tijd sloten zich hier enkele herders bij hem aan.
Toen de abt van de monniken van Vicaro overleed, werd Benedictus door de monniken gesmeekt zijn plaats in te nemen. Hij voorspelde dat de monniken zijn tucht snel beu zouden worden. En inderdaad, na enige tijd probeerden zij Benedictus zelfs te vergiftigen door hem een gifbeker voor te zetten. Echter toen hij de beker zegende, brak hij. Daarom wordt Sint Benedictus in de kunst vaak afgebeeld met een beker in de hand waaruit een slang tevoorschijn komt. De streken van de monniken werden hem wel iets te gortig, en daarom verliet hij deze toch niet altijd even aardige monniken. Hij ging terug naar Subiaco, waar hij voor zijn steeds groter wordende groep volgelingen twaalf kleine kloosters stichtte, elk voor twaalf monniken. Omstreeks het jaar 529 werd hem hier echter ook de grond te heet onder de voeten; de lokale pastoor was uit jaloezie vel tegen hem gekant.
Hierop vertrok hij met enkele monniken naar het zuiden, waar hij zich te Monte-Cassino in een oude toren van een verlaten Romeinse burcht vestigde. De omwonende boeren werden door zijn prediking bekeerd, de vlak bij de toren gelegen tempel van Apollo werd omgevormd tot kerk en het aldaar aanwezige afgodsbeeld werd aan gort geslagen. Te Monte-Cassino ontpopt Benedictus zich tot een waarlijk geestelijk vader en leider voor zijn monniken. Het is ook hier dat hij de Heilige Regel schreef; een samenvatting van zijn ervaringen, en tot op heden een van de belangrijkste grondvesten van het westerse kloosterleven.
Het gebed in de Regel van Benedictus
In zijn regel maakt Benedictus onderscheid tussen drie vormen van gebed. De eerste vorm is het gebed dat als het ware heel de dag doorademt. Hij noemt dit de eerste graad van nederigheid. Zij bestaat uit het zich bewust zijn van de aanwezigheid van God. Dit gebed wordt gevoed door de zorg voor het 'hart'. Door de gewoonte om in iedereen Christus Zelf te zien, wordt het hart beschermd tegen de verstrooiing die zou kunnen ontstaan door de sociale contacten. “Ontvang alle gasten als Christus zelf.”
De tweede vorm bestaat uit het publieke gebed. Dit gebed bestaat uit het koorgebed (plechtige vorm van het getijdengebed), het in het koor gezamenlijk reciteren van de psalmen en de hymnen, afgewisseld door lezingen uit de Bijbel en de kerkvaders. Dit gebed vindt op gezette tijden plaats, acht keer per dag. Hierdoor ontstaat een regelmaat, waarbij over heel de dag verspreid, met niet al te grote tussenpozen, men wordt opgeroepen tot een formeel, mondeling gebed. Door dit publiek gebed wordt niet alleen de individu aan God gewijd, maar ook de gehele gemeenschap.
De derde vorm is het private gebed. Hiervoor geeft de regel amper voorschriften. Zij dient te volgen uit de persoonlijke gaven. “Als iemand privaat wil bidden, laat hem stil in het oratorium gaan en bidden, niet met een luide stem, maar met de tranen en vuur van hart.” “Ons gebed behoort kort te zijn en met een puur hart, behalve wanneer het bij gelegenheid wordt verlengd door de inspiratie van goddelijke genade”.
Norbertijnen
De Norbertijnen of Preamonstrantensers is een orde van reguliere kanunniken gesticht te Prémontré in 1120 door de Heilige Norbertus van Xanten. Het is een gemeenschap van priesters met een ordesgelofte, en dus niet om monniken. Zij leven volgens de regel van Sint Augustinus; en leggen daarnaast ook de gelofte van armoede, onthouding en gehoorzaamheid af. Hun levenritme volgt in vergaande mate de monastieke standaard (koorgebed, gemeenschappelijke maaltijd in de refter). Vanuit deze gemeenschap doet de Norbertijn zijn (pastorale) werk. Door deze mix van zowel monastieke en canonieke eigenschappen is de Norbertijnerorde als het ware een kruising tussen deze twee. Hiermee is de Norbertijnerorde een van de eerste in zijn volgt. Later zouden anderen volgen, zoals de bedelordes, de Franciscanen en Dominicanen.
De Norbertijnerorde heeft zich vijf zaken specifiek tot doel gesteld: Laus Dei in choro (het plechtig zingen van het Heilige Officie; het getijdengebed); Zelus animarum (zielenijver); Spiritus jugis pœnitentiæ (de geest van de regelmatige boetedoening); Cultus Eucharisticus (een speciale devotie voor de Eucharistie); Cultus Marianus (Een speciale devotie voor de Heilige Maagd Maria, en dan met name haar onbevlekte ontvangenis). De eerste twee zijn specifieke eigenschappen van een canonieke orde, die zowel contemplatief als actief is. De derde is een eigenschap van een monastieke orde. De vierde en vijfde zijn specifiek voor de Norbertijnen.
St. Norbertus van Xanten
Sint Norbertus werd omstreeks 1080 te Genneperhuis (nabij Gennep) geboren uit een adellijk geslacht. Reeds op jonge leeftijd werd hij subdiaken en koorheer van Sint Victor te Xanten. Hierdoor was hij van een luxe leven en een riant inkomen verzekerd. In die tijd gebeurde het vaker dat adellijke zonen een kerkelijke positie toebedeeld kregen, niet omdat zij daartoe een roeping hadden, maar om het financieel gewin en de goede positie. Dit misbruik werd in de hand gewerkt doordat alleen de oudste zoon erfgenaam was, en er dus voor de jongere zonen een “passende” oplossing gezocht moest worden. Het merendeel van zijn tijd bracht de jonge Norbertus dan ook door aan het hof van de Keizer en niet in het klooster van Sint Victor te Xanten.
Op 28 mei 1115 werd hij tijdens een tocht naar Vreden (Westfalen) door de bliksem van zijn paard geworpen. Door deze gebeurtenis kwam hij tot inkeer. De voormalige carrière-clericus trekt zich terug in de abdij van Siegburg om zich te bezinnen. Hier wordt hij na een jaar tot priester gewijd. Hij sluit zich aan bij de zogenaamde Gregoriaanse Hervorming, een beweging die streeft naar een terugkeer naar de geest van de eerste Christenen (het zogenaamde vita apostolica). Vervolgens probeert hij tevergeefs zijn klooster in Xanten tot hervorming te bewegen. Maar wanneer dit niet wil lukken, besluit hij dit klooster te verlaten. Met een algemeen preekverlof van paus Galasius II begint hij een trekkend bestaan als de invloedrijke “Wanderprediger”. Hij doorkruist in Evangelische armoede de Nederlanden en het Rijnland. Door velen wordt hij gezien als de vleeswording van de hervormingsgedachte. Hierdoor verzamelen zich steeds meer volgelingen om hem heen. Paus Galasius II geeft hem de opdracht om zijn beweging een blijvende vorm te geven als een nieuwe Orde van geestelijken. In de wildernis van Premontré (N. Frankrijk) begint de heilige op uitnodiging van zijn vriend, de bisschop Bartholomaeus van Laon, zijn orde. Op de Kerstdag van 1121 leggen de eerste Norbertijnen hun gelofte af. De orde kent vervolgens een grote groei.
Op 16 februari 1126 verleende paus Honorius II in Rome de officiële goedkeuring voor de nieuwe orde. Op zijn terugreis van Rome werd Nobertus op de Rijksdag van Spiers tot aartsbisschop van Maagdenburg aangesteld (wijding 25 juli 1126); ofschoon hij hiertoe geen ambities had. De “arme van Christus” nam vervolgens zetel in zijn metropool, en begon direct met de hervorming en bekering van het hem toevertrouwde aartsbisdom. Hierbij werd hij geholpen door zijn medebroeders uit Prémontré. Bij zijn dood in 1134 was het Wendenland grotendeels gekerstend (vandaar zijn titel “Apostel der Wenden”).
Nobertus werd op 28 juli 1582 door Paus Gregorius XIII heilig verklaard.
De Trapisten
De Ordo Cisterciensis Strictioris Observantiae, O.C.S.O. ook wel de trapistenorde genoemd, is een hervorming van de Cisterciënzer Orde, dat weer een hervorming is van de Benedictijner orde. Veelal gebeurde het dat de na verloop van tijd de oorspronkelijke geestdrift van de orde vervlakte en door allerlei menselijke zwakheden de regel steeds minder strikt werd nageleefd. Hierbij speelde veelal inmenging van wereldlijke overheden en adel die uit waren op de grote rijkdommen die vooral Benedictijner ordes hadden vergaard een grote rol. Veelal gebeurde het dat na verloop van tijd een vernieuwingsbeweging op komt, die streeft naar een striktere naleving van de regel. Deze hervormingsbewegingen brachten compleet nieuwe ordes voort, zoals de norbertijnen, franciscanen en dominicanen maar leidde vaak ook tot afsplitsingen van bestaande ordes die naar een striktere observantie (een strenger navolgen van de kloosterregels) streefden. Deze bewegingen hadden ook een helende werking op de reeds bestaande ordes, die vaak met der tijd ook weer hun regels strenger gingen naleven.
De Cisterciënzer Orde (van gewone observantie) is ontstaan in 1098, opgericht door Robert van Molesme, en staat in dezelfde hervormingsbeweging als de Norbertijnen. De Trapisten zijn ontstaan door een hervorming door de Abt de Rancé (1626-1700) in de Abdij van La Trappe. Deze hervorming werd overgenomen door andere abdijen. Hierdoor ontstond de facto een splitsing in de Cisterciënzer orde. In 1892 probeerde paus Leo XIII beide stromingen probeerde te verzoenen. Maar door de sterke verschillen in observantie bleek dit geen haalbare kaart. Daarom erkende de paus twee ordes, een van gewone en een van strenge observantie.
De trappisten kenmerken zich door de grote waarde die zijn aan manueel arbeid hechten. De abdijen zijn daarom selfsupporting. Ook staan zij hierdoor bekend om hun ambachtelijke producten, waaronder natuurlijk bier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten