Francis Kardinaal George
De liturgische deelname vanuit filosofisch gezichtspunt
A. Wie is het persoonlijke subject van de liturgie?
De menselijke persoon als
deelnemer aan de liturgie kan filosofisch vanuit drie gezichtspunten
worden beschouwd. Ten eerste verwijst Sacrosanctum Concilium
naar de individuele deelname aan de liturgie eenvoudig als mens. Het
is duidelijk dat de tekst verwijst naar de mens op zichzelf, in een
algemene zin. De onderzoeksgebieden hier zijn de antropologie en
kenleer. De vragen zijn: wat is de natuur van de menselijke persoon
en hoe kent hij? Deze onderwerpen had het Concilie niet expliciet op
zijn agenda staan.
Ten tweede gebruikt Sacrosanctum
Concilium ook de term fidelis [gelovigen], of de mens als
een gelovige christen. De discipline hier is de theologische
antropologie; de conciliaire constitutie Gaudium et Spes doet
enkele eerste stappen maar het ontbreekt haar daar waar zij termen
zoals “de moderne mens” en “de moderne wereld” gebruikt aan
een duidelijk gedefinieerd interpretatie-kader, een gebrek dat een
ongelukkig effect heeft gehad op de ontwikkeling van de liturgische
vormen in de postmoderne massacultuur.1
Nu wordt de vraag meer specifiek: hoe kent de gelovige de goddelijke
realiteit?
Ten derde hebben antropologen de
uitdrukking homo liturgicus bedacht, omdat we het hebben over
de mens zoals hij leeft en handelt in een liturgische context. Dit is
een nieuwe categorie van filosofisch onderzoek, onbekend bij de
concilievaders, die nog niet volledig in kaart is gebracht. De
filosofische vraag is nu: hoe kent de gelovige mens de goddelijke
realiteit wanneer hij deelneemt in de Liturgie?2
Deze vragen wijzen naar een groot
en complex studiegebied, dat nodig moet worden onderzocht om beter in
staat te zijn antwoorden te vinden op de vragen die de hedendaagse
liturgische hervorming oproept. In deze voordracht kunnen we niet
verder gaan dan een korte historisch schets van enkele van de
belangrijkste thema’s op dit gebied van de filosofische
antropologie en daarbij de vragen die zij oproepen aanstippen.
1. Paulinische antropologie
De brieven van St. Paulus tonen
ons een verfijnde antropologie, hoewel zij moeilijk in een systeem te
vatten is. Hij spreekt over verschillende constitutieve elementen van
de menselijke persoon zoals soma (lichaam), sarx
(vlees), psyche (ziel), pneuma (geest, levensadem),
nous (intellect, verstand), en kardia (hart). Hoe kent
de christen vanuit deze polyvalente aspecten de wereld om hem heen?
Hoe begrijpt hij het goddelijke?
2. Patrististieke antropologie
In de patristieke ascetische
theologie vinden we vaak een beschrijving van de ziel als driedelig:
de logikon of het rationele deel, de thumikon of het
strevende deel, en de epithumikon of het begerende deel. Hoe
reageert de mens, op deze manier begrepen, op de uiterlijke wereld?
Hoe begrijpt hij de realiteit, toch alleen door middel van rede,
emotie en zintuiglijke waarneming? Hier vinden we een klassieke
synthese die door alle eeuwen heen een constant referentiepunt zal
blijven.
3. Thomistische antropologie
Toen St. Thomas de specifieke
vermogens van de ziel (Summa Theologiae I, q.78, a.1)
behandelde nam hij de drievoudige distinctie uit de traditie (de ziel
beschreven als rationeel, zintuiglijk en plantaardig) en ontwikkelde
hij haar met een buitengewone fijnzinnigheid en inzicht. Ondanks het
gevaar van een grove vereenvoudiging kunnen we zeggen dat het
plantaardige gedeelte datgene bevat wat tot voeding, groei en
nakomelingschap bijdraagt; het zintuiglijke gedeelte omvat zowel de
vijf uitwendige zintuigen als ook de vijf inwendige zintuigen (sensus
communis, verbeelding, voorstellingsvermogen, zintuiglijk geheugen en
de schattingszin); en het intellectuele deel omvat aspecten als
geheugen, inzicht en wil.
Het zou de moeite waard zijn om
deze goed geordende redenering uit te werken en haar voor
niet-specialisten uit te leggen. We vinden hier namelijk een zeer
verfijnde analyse van hoe de mens kent, hoe hij waarneemt; zowel met
betrekking tot de innerlijke realiteit als ook de exterieure wereld
waarin hij leeft. Dit soort filosofisch redeneren zou zeer nuttig
kunnen zijn bij de begripsvorming van hoe de homo liturgicus
de natuurlijke en bovennatuurlijke realiteiten gewaarwordt.3
4. Antropologie van de Verlichting
In overeenkomst met haar typische
kenleer, benadrukt het rationalistische uitgangspunt van de
Verlichting, dat alleen de rede bron van kennis is, alsook de
uiterste toetsingsnorm van de waarheid. Openbaring als een specifieke
bron van kennis wordt ontkend. Menselijke vermogens naast de rede,
zoals de zintuiglijke waarneming, verbeeldingskracht en intuïtie
worden gebagatelliseerd. Hoewel de afwijzing van het vooroordeel, de
onwetendheid en het bijgeloof als positieve elementen van dit
rationalistisch denken kunnen worden beschouwd, zullen haar logische
consequenties uiteindelijk tot een verregaande secularisatie leiden,
zoals wij haar vandaag de dag in de westerse wereld meemaken.
Een gematigde Verlichtingspositie
zou aan de eredienst nog wel een rol in het menselijke leven geven,
omdat de religie, volgens deze visie, het onderricht van de morele
deugd tot doel heeft. Dus religieuze instructie, niet het aanbidden
van God, werd gezien als het centrale punt van de kerkelijke
eredienst. De liturgie loopt dus het risico te worden gereduceerd tot
een pedagogisch hulpmiddel.
Er zijn momenteel studies in
Duitsland4
en Engeland5
die argumenteren dat de wortels van de twintigste-eeuwse liturgische
beweging, en daarom ook van de postconciliaire liturgische
hervorming, liggen in de Verlichting, met al de daarbij behorende
positieve en negatieve consequenties. Deze studies verdienen serieuze
aandacht. Voor ons is zowel de vraag naar de hoedanigheid van de
wisselwerking tussen de wereld en de mens, begrepen op deze
rationalistische manier, alsook de vraag hoe deze mens de
bovennatuurlijke realiteiten begrijpt, van belang.
5. Romantische antropologie
Het is niet verrassend dat de
buitengewone kracht van de Verlichtingsgedachte een net zo grote en
tegenovergestelde reactie heeft veroorzaakt. Het romantische antwoord
benadrukte al die dingen die het rationalisme ontkende: zintuiglijke
ervaring, verbeeldingskracht, intuïtie, gevoel. Deze nadruk op de
ervaring werd het handelsmerk van een nieuwe beweging binnen de kunst
en literatuur. In het leven van de Kerk waren de positieve aspecten
van deze beweging dat de Middeleeuwen werden herontdekt alsook de
opkomst van het opnieuw centraal stellen van God en een diepgaande
theologie van de Kerk als het Mystieke Lichaam van Christus. De
romantiek is echter niet zonder zijn negatieve gevolgen zoals
vroomheid zonder dogma, subjectivisme, een overdreven nadruk op
gevoel, en een soort van vergoddelijking van de “kosmische natuur”.
Hoe kent de mens? Het romantische antwoord zou kunnen zijn: “Hij
voelt”.
6. De hedendaagse periode
De hedendaagse periode schijnt de
erfgenaam van deze dichotomie tussen de Verlichting en de Romantische
bewegingen te zijn. De overheersende visie is nog steeds
rationalistisch, maar de kracht van de romantische reactie is
opmerkelijk. Het is ironisch dat de Heilige Vader, in zijn encycliek
Fides et Ratio, de rede zelf tegenover een massieve beweging van
populaire spiritualistische New-Age-cultuur moest verdedigen. Op het
gebied van de liturgie komt dezelfde dichotomie op een veelvoud van
manieren naar voren. De realiteit is complex, verschillend van plaats
tot plaats, maar de liturgische polarisatie tussen een
rationalistisch en een romanistisch standpunt is alomtegenwoordig, en
maar weinig mensen beschikken over de noodzakelijke middelen om de
huidige impasse te doorbreken.6
Een eigenaardige gedachte die
overal in de lucht die we inademen lijkt te zitten, een idee geboren
uit de evolutie-theorie en de ervaring van wetenschappelijke
vooruitgang in de 19e en 20e eeuw, is de gedachte dat de
mens altijd vooruitgaat, en almaar beter wordt. De mythe van de
menselijke vooruitgang neemt de plek in van de heilsgeschiedenis. Er
wordt gezegd dat de moderne mens meer gevorderd is dan haar
voorvaders, en daarom kan zij niet worden begrepen vanuit de
categorieën uit het verleden. Natuurlijk is het waar dat de
technologische veranderingen de manier waarop we leven hebben
gerevolutioneerd, maar is het ook waar dat de menselijke natuur is
veranderd? Op dit terrein kan Sacrosanctum Concilium in haar
frequente verwijzing naar de noodzakelijkheid om de liturgische
structuren en vormen aan te passen aan de noden van onze tijd (SC 1),
aan eigentijdse noden en omstandigheden (SC 4), een dubbelzinnig
indruk geven. Het is ook noodzakelijk een antwoord te vinden op zowel
de vraag hoe de mens zich moet aanpassen aan de eisen van de
liturgie, alsook de vraag hoe de liturgie zich aanpast aan de eisen
van de moderne mens.
B. Hoe neemt het persoonlijke subject deel aan
de Liturgie?
Vanwege de polyvalente realiteit
die de mens is, en de moeilijkheden die het uitdrukken van hoe de
desbetreffende persoon kent met zich mee brengt, benaderen we de
filosofische thematiek van hoe de menselijke persoon deelneemt in de
liturgie met enige voorzichtigheid. Sacrosanctum Concilium schijnt
een tweeledige benadering te ontwikkelen. Het belangrijkst is dat het
Christelijke volk moet begrijpen dan zij in staat is om deel te
nemen. Veel gebruikte woorden voor het begrijpen zijn intellegere
en percipere. Om dit nog extra te benadrukken wordt sterk de
nadruk gelegd op de catechese en instructie (cf. SC 35/3). Ons
begrijpen van de liturgie moet toegankelijk of makkelijk (facile)
zijn. (cf. SC 21, 50, 59, 79, etc.). Als we de hierboven behandelde
drieledige antropologie toepassen, lijkt het erop dat de conciliaire
tekst een rationeel begrip van ritus et preces benadrukt. Het
aspect van intuïtie en verbeelding worden niet behandeld, ook niet
het opnemen van deze realiteit door middel van de zintuiglijke
ervaring. In alle eerlijkheid moeten we zeggen dat Sacrosanctum
Concilium niet als doel heeft een volledige behandeling van de
liturgische epistemologie te geven; de concilievaders konden zich ook
niet hebben voorgesteld dat de pastorale situatie die in de
daaropvolgende jaren zou ontstaan een veel genuanceerdere en
verfijnde behandeling van dit onderwerp zou vereisen.
Door de liturgie gemakkelijker te
begrijpen, zo wordt er geredeneerd, is de gelovige christen beter in
staat er deel aan te nemen. Terwijl de conciliaire tekst zowel
innerlijke als uiterlijke deelname noemt (SC 19), en verklaart dat
stilte ook een vorm van deelname is (SC 30), ligt de nadruk op
verbale antwoord en fysieke handelingen (SC 30), en in feite is de
postconciliaire ervaring er een van een extreem verbale liturgie met
een overvloed aan activiteit. Het fundamentelere begrip van deelname,
niet in de externe, zichtbare, maar de sacramentele innerlijke en
onzichtbare dimensie7
wordt in Sacrosanctum Consilium niet uitgewerkt. Daarom hebben
we een breder begrip van de mens en een dieper begrip van de
liturgische deelname nodig. De menselijke persoon begrijpt de
liturgie door middel van de rede, zonder twijfel. Het beste en
helderste intellect heeft ruimschoots materiaal voor reflectie in het
rijke complex van waarheden die de Liturgie uitdrukt. Tegelijkertijd
ervaart de menselijke persoon de liturgie door emotie en gevoel, door
een esthetische waardering van schoonheid, door het intuïtief leggen
van verbanden, door associaties die plaats vinden in het
onderbewuste. Dit soort van menselijk kennen mag niet worden
onderschat. En tenslotte, de mens ervaart de liturgie door de vijf
zintuigen, dat is het menselijke fundament van het sacramentele
systeem. Deze zintuiglijke ervaring heeft de capaciteit om de
spirituele realiteiten te ontsluiten, zoals de beroemde tekst van
Tertullianus zegt: “Het lichaam wordt gewassen, opdat de ziel van
haar belemmeringen bevrijd wordt; het lichaam wordt gezalfd, opdat
ook de ziel heilig wordt; het lichaam wordt getekend, opdat ook de
ziel versterkt wordt.”8
Naast een hernieuwd filosofisch
onderzoek van de menselijke natuur en hoe zij deelneemt in de
liturgie, is een derde studiegebied uitermate belangrijk: dat van
culturele antropologie.
1. Cf. Tracey Rowland, Culture
and the Thomist Tradition after Vatican II,
Londen 2003, 18-21, 168
2. De consequenties van deze vraag, hoewel veel liturgisten er nog niet
volledig rekening mee houden, zijn voor het eerst uitgewerkt door
antropologen zoals Victor Turner die schrijft, “Wanneer ritueel
meer is dan een afspiegeling van seculier sociaal leven, als het tot
haar functie behoort waarheden deels te beschermen en deels uit te
drukken, waarheden die de mens vrij van de verplichtingen van het
dagelijkse leven maken, vrij om te mediteren en te bidden maar ook
om te speculeren en te verzinnen, dan mag zijn repertoire van
liturgische acties niet worden beperkt tot een directe reflectie van
het eigentijdse wereldje” (Victor Turner, ‘Passages, Margins and
Poverty: Symbols of Communitas’, in: Worship
46 (1972) p. 391). “Traditionele liturgie heeft, precies vanwege
haar archaïsche kwaliteit, de kracht om, vanwege de in haar
besloten opvattingen, die het wereldlijke leven tot inkeer kunnen
brengen, te modificeren; het archaïsche is niet het verouderde”.
3. Cf. Jeremy Driscoll, ‘Deepening the Theological Dimensions of
Liturgical Studies’, in: Communio
[English edition]
23 (1996) 513-514. Dit artikel laat zien
hoe pre-rationele instincten en ritmes het mogelijk maken om Gods
Woord in menselijke woorden uit te drukken.
4. Waldemar Trapp. Vorgeschichte und Ursprung der liturgischen
Bewegung: vorwiegend in Hinsicht auf das deutsche Sprachgebiet,
Regensburg 1940.
5. Aidan Nichols. Looking at the Liturgy: A Critical View of its
Contemporary Form, San Francisco 1996.
6. Een opmerkelijke uitzondering hierop vormt de paper gepresenteerd
door Stratford Caldecott op de Liturgische Conferentie in
Fontcombault van juli 2001, getiteld: ‘Liturgy and Trinity:
Towards an Anthropology of the Liturgy’ in: Looking
Again at the Question of the Liturgy with Cardinal Ratzinger,
Farnborough 2003, 36-48.
7. Cf. de meesterlijke analyse van de theologie van Cyrillus van
Jerusalem over de sacramentele participatie door Enrico Mazza,
Mystagogy: A Theology of Liturgy in the Patristic Age, New York
1989, pp. 150-164.
8. Tertullianus, De Carnis Resurrectione 8.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten