Francis Kardinaal George
Naar aanleiding van de
veertigste verjaardag van Sacrosanctum Concilium vond er op
4 december 2003 een conferentie gesponsord door de
Congregatie voor de Eredienst plaats. Francis kardinaal George van
Chicago gaf de openingstoespraak op deze conferentie. Kardinaal
George, hoofd van de liturgiecommissie van de bisschoppenconferentie
van de Verenigde Staten, is een lid van de Congregatie voor de
Eredienst en vertegenwoordigt de Amerikaanse bisschoppen in de
International Commission on English in the Liturgy, die de
Engelstalige liturgische teksten opstelt. Zijn toespraak richt zich
op de filosofische achtergronden en fundamenten van de
postconciliaire liturgische hervorming.
Inleiding
De veertigste verjaardag van het
conciliedocument Sacrosanctum Concilium was de aanleiding voor
een hele reeks bijeenkomsten, discussies en symposia. Dit document is
voor ons nog steeds zeer interessant, temeer vanwege de centrale en
cruciale rol die de liturgie in het kerkelijke leven speelt. Het
onderwerp is echter zeer breed en daarom moeilijk in een presentatie
van veertig minuten samen te vatten. Andere op het terrein van de
liturgie zeer competente bisschoppen hebben dit onderwerp al
behandeld: Ik denk hier in het bijzonder aan bisschop Tena Garriga,
hulpbisschop van Barcelona, die in het jaar 2000 in deze aula in de
context van de vieringen van het Heilige Jaar een meesterlijke
toespraak over Sacrosanctum Concilium gaf.1
Nog recentelijk gaf ook kardinaal Angelo Sodano in een brief aan de
deelnemers aan de Italiaanse Nationale Liturgische Week (Augustus
25-29, 2003) een overzicht van Sacrosanctum Concilium, waarbij
hij een aantal gebieden opsomde die nog nader onderzocht dienden te
worden, met name het verband tussen:
- Creativiteit en trouw;
- Spirituele aanbidding en leven;
- Catechese en de viering van de Geheimen;
- Voorgaan in de Liturgie en de rol van de congregatie;
- Vorming in het seminarie en de daaropvolgende doorgaande vorming van de priesters2.
Er blijft echter nog een ander
aspect van de liturgische hervorming dat een nadere studie nodig
heeft: het antropologische aspect. Ik denk dat het goed is wanneer ik
in deze voordracht de hoofdvragen schets die als gevolg van de
liturgiehervorming op het filosofische en antropologische gebied
spelen. Hiermee hoop ik een aanleiding te geven tot een meer
wetenschappelijk en diepgaand interdisciplinair onderzoek. Deze
aanpak zal ook veel pastorale vragen aan het licht brengen die uit de
liturgische verandering zijn voortgekomen. Zelf ben ik van mening dat
de liturgische vernieuwing na het concilie werd opgevat als een
programma of beweging voor verandering, zonder dat er goed werd
nagedacht over wat er zou gebeuren wanneer het symbool-systeem van
een gemeenschap wordt ontwricht. De liturgische kalender is
bijvoorbeeld de plek waar tijd en eeuwigheid elkaar ontmoeten,
wanneer onze ervaring van de tijd zichzelf overstijgt door contact
met de Schepper van tijd en geschiedenis.
Het veranderen van de
liturgische kalender betekent het veranderen van de manier waarop wij
in relatie staan tot God. Omdat de tijd ook het denken voor
belichaamde geesten bepaalt, wiens verstand steeds een beroep doet op
een zintuiglijk beeld, zullen de leer van het geloof van de Kerk, het
denken van de Kerk, ook anders worden beschouwd wanneer de
liturgische tijd wordt veranderd. In de pastoraal is aan iedere
bisschop wel eens gevraagd: “Sinds bepaalde heiligen geen deel meer
uitmaken van de kerkelijke kalender waarom kan de Kerk haar leer over
de seksuele moraal, over de wijding van vrouwen en andere moeilijke
doctrines niet aanpassen?”
Een verandering in ruimte,
architectuur en de plaatsing van de altaren en andere liturgische
voorwerpen heeft een gelijksoortig effect, net zoals een verandering
van de taal die ons denken en evalueren draagt en conditioneert. Een
verandering van de Liturgie verandert de context van het kerkelijke
leven. Recentelijk merkte ik naar aanleiding van het invoeren van de
door de nieuwe Algemene Instructie van het Romeinse Missaal (derde
editio typica) vereiste veranderingen op dat deze veranderingen
“klein” waren. Een leek uit het aartsbisdom Chicago corrigeerde
mij: “Kardinaal, er bestaan geen kleine veranderingen in de
liturgie”. Zij had het bij het juiste eind.
Ik stel mijn vragen om de
aannames die bij de liturgische verandering een rol speelden te
verduidelijken en om zo de liturgische vernieuwing met een
zelfbewuste aandacht voor zowel de pastorale context alsook voor de
liturgische theorie een stap vooruit te brengen. Deze vragen worden
niet gesteld om de vernieuwing zelf in vraag te stellen maar om de
opdracht die zij voor de Kerk vormt en haar effecten in de Kerk te
versterken. Deze voordracht zal worden geleid door twee vragen: ten
eerste “wie is het subject van de liturgie?” en ten tweede “hoe
neemt het subject deel aan de liturgie?”. Ik zal deze vragen vanuit
drie min of meer verschillende hoeken benaderen: theologisch,
filosofisch en antropologisch, waarbij ik me telkens zal afvragen wat
nog moet worden onderzocht.
1. Tena Garriga, Pere, ‘La sacra liturgia fonte e culmine della vita
ecclesiale’, in: Il
Concilio Vaticano II: Recezione e attualità alla luce del Giubileo,
Roma 2000, 46-65.
2. Angelo Sodano. "For the celebration of Italian National Liturgy
Week" in: L'Osservatore
Romano, English edition
39 (September 24, 2003) 4.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten