Hoe ziet in de katholieke
Kerk de relatie tussen Traditie en leergezag eruit? Dat is een
theologische vraag, die de ecclesiologie betreft, dus de leer over de
Kerk. Theologie is doordacht geloof. Het gaat dus om een vraag over
ons geloof in de kerk. In het credo belijden wij ons geloof in de
“ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk”. Met deze
vier kenmerken is hetgeen het geloof met betrekking tot de Kerk zegt
zeker nog niet uitgeput. Dat de Traditie een geloofsbron is, dat er
een leergezag is dat waakt over de reinheid van het geloof zoals zij
in de Heilige Schrift en de Traditie is vervat, maakt net zo goed
deel uit van ons geloof in de Kerk.
In de laatste jaren en
maanden is er in de publieke ruimte weer veel aandacht voor de
verzoeningspogingen van de paus met het Priesterbroederschap Sint
Pius X. Deze pogingen lopen tot nu toe vast op de opvatting van het
Piusbroederschap dat zij de traditie tegen de paus en het Concilie
moet verdedigen. Wanneer ik hier iets over dit thema ga zeggen, dan
is dit ook onmiskenbaar als een voormalig lid, die veel aan het
Piusbroederschap, en aan zijn oprichter, aartsbisschop Marcel
Lefebvre, zijn priesterwijding, te danken heeft. Het ligt mij daarom
aan het hart de legitieme zorgen van het Piusbroederschap eerlijk
weer te geven. Wanneer ik hier gelijktijdig wil laten zien waar
volgens mij de grenzen van deze legitimiteit zich bevinden, dan
alleen om in het licht van het geloof op de gevaren van een dwaalweg
te wijzen. Ik wens het Piusbroederschap alle succes voor een
vruchtbare arbeid in de wijngaard van de Heer. Dit succes kan echter
alleen in en met de Kerk. Haar verzoening met de Kerk is dat was ik
wens, het doel van mijn gebeden en van deze voordracht, waarvan ik
dit thema op verzoek van de Initiativkreis heb gekozen.
I. Wat is traditie?
De Traditie is naast de
Heilige Schrift een bron van het geloof. Het Concilie van Trente had
vastgehouden aan deze geloofswaarheid in haar strijd tegen Luthers
dwaalleer van de sola Scriptura (alleen de Heilige Schrift). In zijn
vierde zitting (1546) verklaart het Concilie:
“[De heilige
kerkvergadering weet] dat deze waarheid en tucht vervat is in de
geschreven boeken en in de ongeschreven overleveringen, die uit
Christus' mond zelf door de apostelen zijn ontvangen, of door de
apostelen zelf, onder ingeving van de heilige Geest, als het ware van
hand tot hand doorgegeven, tot ons zijn gekomen, het voorbeeld
volgend van de rechtgelovige Vaders, aanvaardt en vereert (deze
kerkvergadering) met gelijk gevoel van godsvrucht en (gelijke)
eerbied alle boeken, zowel van het Oude als van het Nieuwe Verbond,
omdat van beiden de ene God de schrijver is, en ook de overleveringen
zelf, zowel op het geloof als op de zeden betrekking hebbend, als
ofwel mondeling van Christus komend ofwel door de Heilige Geest
ingegeven en door ononderbroken opeenvolging in de katholieke Kerk
bewaard.”2
Het Eerste Vaticaans
Concilie grijpt op de formulering van het Concilie van Trente terug
en zegt:
“Deze bovennatuurlijke
openbaring is naar het geloof van de gehele Kerk - de heilige
kerkvergadering in Trente heeft dit geloof uitgesproken - vervat in
'geschreven boeken en ongeschreven overleveringen, die de apostelen
uit Christus' mond ontvangen hebben of die door de apostelen op
ingeving van de Heilige Geest als het ware van hand tot hand zijn
doorgegeven en zo tot ons zijn gekomen'.”3
In het daarop volgend
hoofdstuk over het geloof staat er dan: “Met goddelijk en
katholiek geloof moet dus al datgene geloofd worden, wat in het
geschreven of overgeleverde Woord Gods vervat is en door de Kerk in
plechtige beslissing of door gewone en algemene leerverkondiging als
door God geopenbaard als te geloven wordt voorgelegd.”4
Het Concilie van Trente
spreekt van tradities in het meervoud. Daarmee bedoelt zij de inhoud
van de Traditie, die de volheid van de geloofswaarheden en leer
bevat. Zoals men van de leer van de kerk en de leerstellingen van de
kerk kan spreken, zo ook van de Traditie en tradities.
Waar hebben deze
overleveringen hun oorsprong? Het Concilie noemt de Mond van Christus
en de Heilige Geest, in ieder geval dus God. De theologen spreken
daarom van de goddelijke Traditie. Daarvan te onderscheiden is de
kerkelijke traditie. Zij is van menselijke oorsprong. Daarbij is het
om het even of zij onder de apostelen is ontstaan of later. Alleen de
goddelijke Traditie is bron van het geloof. Wanneer ik dus in deze
voordracht van “goddelijke Traditie” spreek, dan bedoel ik
daarmee altijd de Traditie in de eigenlijke zin als bron van het
geloof. Een afval van deze Traditie of een breuk met deze Traditie is
– altijd, maar ook alleen dan – een afval van of een breuk
met het geloof.
Een kerkelijke traditie die
op de apostelen teruggaat en toch niet goddelijk is, is bijvoorbeeld
het verbod op bepaald voedsel van het apostel-concilie: “dat gij
u onthoudt van offervlees, van bloed en verstikt vlees.”5
Andere voorbeelden zijn “de doop door onderdompeling, het
gebruik van de voetwassing, de communie onder beide gedaanten”6
De goddelijke Traditie
verplicht de gelovigen van alle plaatsen en tijden onveranderlijk tot
gehoorzaamheid in geloof, de kerkelijke traditie bindt de gelovigen
zolang zij door de kerkelijke autoriteit gehandhaafd wordt.
Natuurlijk zijn er ook puur
kerkelijke tradities die vanwege hun ouderdom, hun algemene
verspreiding en hun beproefde karakter grote eerbied verdienen.
Hoewel de kerkelijke autoriteit op zichzelf de volmacht erover heeft,
is het toch nog altijd de vraag of het verstandig is wanneer de kerk
van deze volmacht gebruik maakt en zulke tradities aantast. Zo is
bijvoorbeeld het vieren van de zondag volgens de mening van veel
theologen niet van goddelijke oorsprong. Toch verzet zich alles in
ons bij de gedachte dat de kerk haar zou kunnen afschaffen. De lagere
wijdingen en de wijding tot subdiaken hadden een ouderdom van ten
minste 1.700 jaar: toch heeft de Kerk ze afgeschaft. Terecht kan de
vraag worden gesteld of dit verstandig was, of hiermee wel de eerbied
wordt getoond die men aan zulke tradities verschuldigd is, of hiermee
zelfs niet indirect de eigen autoriteit werd ondermijnd: want vele
niet opgeleide en lauwe katholieken werpen alle kerkelijke
instellingen op een hoop, en wanneer zij zien dat de kerkelijke
leiding zelf geen eerbied voor de oude eerbiedwaardige kerkelijke
instellingen heeft, dan verminderd dat psychologisch ook maar al te
makkelijke de eerbied voor het instituut van het kerkelijk leergezag.
Men is dus vrij om op een dergelijke breuk met de traditie vrijuit
kritiek te hebben, of dit nu terecht of onterecht is, hierbij is voor
mij alleen belangrijk dat er duidelijk aan wordt vastgehouden dat
deze breuk niets met een afwijken van de goddelijke Traditie als bron
van het geloof te maken heeft.
Aartsbisschop Lefebvre sprak
vaak van “de traditie”, en vaak bedoelde hij daarmee de
kerkelijke, maar ook vaak de goddelijke Traditie, zonder tussen
beiden een duidelijk onderscheid te maken.
Keren wij terug naar de
goddelijke Traditie: zij werd mondeling doorgegeven in de
verkondiging en de prediking van de apostelen. De heilige Paulus
schrijft dat het geloof van het horen komt: “Fidex ex auditu.”7
Maar vanzelfsprekend werd de
mondelinge overlevering ook telkens weer schriftelijk vastgelegd, en
wel op twee manieren: in de Heilige Schrift en buiten de Heilige
Schrift. De Heilige Schrift, dus de boeken van het Nieuwe Testament,
zijn schriftelijke neerslag van de traditie, en wel geschreven onder
de inspirerende bijstand van de Heilige Geest. Maar ook daarna ging
het verder met de schriftelijke neerslag van de Traditie. Wat behoort
allemaal hiertoe?
- De geloofsbelijdenissen (symbola), met name de apostolische geloofsbelijdenis, het geloofsbelijdenis van Athanasius en van Nicea-Constantinopel: de eerstgenoemde bidden wij voor de rozenkrans, de laatste in de Heilige Mis;
- De liturgieën;
- De Concilies en de decreten van de pausen;
- De geschriften van de kerkvaders.
Al deze geschriften zijn op
hun eigen wijze getuigen, documenten of oerkennis van de Traditie.
Wanneer men dus wil weten wat tot de Traditie behoort, dan moet men
op deze getuigenissen teruggrijpen.
Maar zoals wij hierboven
hebben gezien, staan in de Heilige Schrift ook puur kerkelijke
tradities. Wanneer dat voor de Heilige Schrift geldt, zo geldt dat
des te meer ook voor de documenten van de Traditie. Dus lang niet
alles wat wij daar vinden, behoort tot de goddelijke Traditie en is
dus geopenbaarde waarheid. Wij hebben dus criteria nodig om binnen de
documenten van de Traditie goddelijke en menselijke Traditie van
elkaar te kunnen onderscheiden.
Zulke criteria zijn
ontwikkeld door de heilige Vincentius van Lérins, een kerkvader uit
de vijfde eeuw. Hij geeft drie criteria: Volgens hem behoort tot de
Traditie dat wat (1.) overal, (2.) altijd en (3.) door allen werd
geloofd. Daarom leert de Kerk bijvoorbeeld (in het Tridentinum en in
Vaticanum I), dat men de Heilige Schrift volgens de consensus van de
vaderen moet uitleggen: natuurlijk alleen daar, waar deze consensus
ook bestaat.
Maar zelfs de regel van de
heilige Vincentius van Lérins overstijgt nauwelijks het karakter van
een vuistregel. De dogmaticus Bernhard Bartmann schrijft hierover:
“Onduidelijk is, of de gezichtspunten conjunctief of disjunctief
beschouwd moeten worden, of absolute of morele consensus vereist is;
of de ouderdom van de expliciete of impliciete leer van belang is;
tenslotte is het nog altijd de Kerk zelf met haar oordeel of alle
gezichtspunten in een bepaald geval van toepassing zijn. De regel was
voor het privégebruik opgesteld in een tijd waarin het pausschap nog
niet eenvoudig bij nieuwigheden erbij gehaald kon worden”8
Met andere woorden: de regel
van de heilige Vincentius van Lérins is op zichzelf beschouwd alleen
een provisorische regel, die bij omstreden vragen alleen een
voorlopig oordeel, maar geen definitief oordeel, mogelijk maakt over
wat wel of niet tot de Traditie behoort.
Daarom is er, om tot een
definitief oordeel te komen, een goddelijk gelegitimeerde
beslissingsinstantie, en dat is het kerkelijk leergezag. Er is een
oordeel nodig dat geen privaat oordeel is, maar een officieel en
gezaghebbend oordeel, dus het oordeel van een zichtbare, dat is
openlijk grijpbare, instantie, die boven de bij de theologische
controverse betrokken partijen staat en door is God ingesteld en
gelegitimeerd. Precies dat is het nut van het kerkelijk leergezag.
1 Voordracht
gehouden voor de IK Trier op 11 november 2012
2 Sessio
IV - Recipiuntur Libris Sacris et de traditionibus recipiendis, 1;
vertaling: www.rkdocumenten.nl
3 Dei
Filius, 8; vertaling: www.rkdocumenten.nl
4 Dei
Filius, 13; vertaling: www.rkdocumenten.nl
5 Handelingen
15, 29
6 Pohle,
Wetzer 11, Sp. 1936
7 Romeinen
10, 17
8 Bartmann,
Bernhard, Lehrbuch der Dogmatik, Erster Band, Freiburg im Breisgau
71928, blz. 30
Geen opmerkingen:
Een reactie posten