Hetzelfde document vervolgt dat zij enkele vragen over het al dan niet toelaten van de handcommunie aan alle bisschoppen heeft voorgelegd, en dat de meerderheid haar niet wil invoeren.
En vervolgt: “Daarom, rekening houdend met de opmerkingen en het advies van degene die "de Heilige Geest heeft aangesteld om te heersen over de Kerken, gezien de ernst van de zaak en de kracht van de naar voren gebrachte antwoorden, heeft de Heilige Vader besloten de bestaande manier van het uitreiken van de Heilige Communie aan de gelovigen (d.i. de tongcommunie) niet te veranderen.”
Dan krijgt het document plots een zeer vreemde wending:
"Waar een tegenovergesteld gebruik, dat van het plaatsen van de heilige communie in de hand, overheerst, legt de Heilige Stoel - wensend om hen te helpen met hun tegenwoordig vaak moeilijke taak - bij de conferenties de taak van het zorgvuldig afwegen van de speciale omstandigheid, hierbij zorg dragend om elk risico voor gebrek van respect of van verkeerde meningen met betrekking tot de Gezegende Eucharistie te ontwijken, en elk ander slecht effect te voorkomen. "
In deze gevallen geldt:
- geheime stemming met 2/3 meerderheid voor.
- beslissing naar Rome sturen, met een gedetailleerde argumentatie.
- Heilige Stoel onderzoekt aanvraag en geeft wel/geen toestemming.
We zien vervolgens iets heel merkwaardigs gebeuren. Hoewel officieel alleen daar waar de handcommunie, waarvan wij op basis van het bovengenoemde document, waarin slechts sprake is van een klein aantal bisschoppenconferenties en enkele bisschoppen die om de handcommunie vragen, mogen aannemen dat zij niet wijdverbreid was, overheerst, zij onder bepaalde voorwaarden mocht en mag worden toegelaten, is deze vorm van communiceren vrijwel overal de “norm” geworden. Dit ondanks het feit dat de Heilige Stoel de bisschoppen oproept om aan de norm, dat is de tongcommunie, zorgvuldig te gehoorzamen. Wat er vervolgens is gebeurt, is dat op steeds meer plaatsen deze oproep van de Paus werd genegeerd en de handcommunie, tegen de geldende wet in, ingang vond, waarna er beweert werd dat zij overheerst, en toestemming in Rome werd gezocht, die daarna ook werd verleend (ook wanneer, zoals onlangs in Polen, men niet over een overheersend gebruik kan spreken). Het gevolg hiervan is een ondermijning van het gezag van Rome, want het signaal dat hier van uitgaat is, doe maar wat je wilt, Rome past zich wel aan! Dit heeft alleen bijgedragen aan de algehele chaos en wetteloosheid.
Veelal wordt ter verdediging van de handcommunie, zeker tijdens de invoering, gezegd dat zij een oud gebruik is dat weer in ere wordt hersteld. Hierbij wordt vaak ook verwezen naar Memorale Domini, waarin de volgende zin te vinden is: “Het is zeker waar dat het oude gebruik ooit de handcommunie toestond.”. Maar uit wat hierop volgt blijkt dat een verwijzing naar deze zin in Memorale Domini niet ongenuanceerd ter verdediging van de handcommunie kan worden gebruikt: “Echter de voorschriften van de Kerk en de kerkvaders maken overvloedig duidelijk dat de grootste eerbied werd getoond voor het Gezegende Sacramenten en dat mensen handelden met de grootste voorzichtigheid.” en even verderop “Later, met een dieper begrip voor de waarheid van het Eucharistische Mysterie, ontstond het gebruik van de tongcommunie.”.
Nu is de vraag waarom en hoe geeft de tongcommunie blijk van een dieper begrip voor de waarheid van het Eucharistische Mysterie. Het schrijven geeft hier antwoord op door naar een aantal zaken te wijzen: “het is een uitdrukking van grotere eerbied”, “het is een uitdrukking van nederigheid”, “het maakt deel uit van de voorbereiding van een vruchtbaarder ontvangst van de H. Communie”, “uit deze eerbied blijkt dat dit geen delen van 'gewoon brood en wijn' is”, “het voorkomt profanicering” en “het verzekerd een gepaste zorgvuldigheid aangaande de partikeltjes van de geconsacreerde hostie, zoals de Kerk altijd heeft aanbevolen”.
Dit dieper begrip voor de waarheid van het Eucharistische Mysterie bestond onder meer uit het besef dat de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de gedaante van brood en wijn niet afhankelijk is van ons herkennen. Ook al herkennen wij Hem niet, hij is er toch. Zijn aanwezigheid is objectief, en niet subjectief! Niet afhankelijk van of wij nu communiceren of niet. God is niet van ons afhankelijk, hij is er niet omdat wij in hem geloven. Uit dit besef is de praktijk van de aanbidding voortgekomen maar ook het zeer voorzichtig omgaan met de Heilige Gaven, daarbij behoren een eerbiedwaardige communiegang waarbij zorg wordt gedragen dat geen deeltje verloren gaat. Zeker in een tijd waarin dwaalleraren het hebben over “kruimeltjesneurose” of over “het witte gevaar” is een benadrukking van deze waarheid zowel door het promoten van de aanbidding als door de manier waarop wij Hem ontvangen van levensbelang voor de Kerk, en daartoe is de tongcommunie de meest geëigende wijze.