Quis autem bene gaudet, qui bonum non díligit unde gaudet?
Wie toch heeft echte blijdschap, als hij de bron van blijdschap, de Algoede, niet bemint?
(St. Augustinus, Verhandeling 87 over Johannes)
vrijdag 25 augustus 2006
Preek voor de 10e zondag na Pinksteren
zaterdag 12 augustus 2006
Preek voor de 6e zondag na Pinksteren
Het introïtus van vandaag, ontnomen uit Psalm 28, wil ons geloof en onze hoop sterken. “De Heer is de sterkte van zijn volk en de beschermer van het heil van zijn gezalfde.” Het is voor ons goed, en bemoedigend om de Heilige Schrift te openen en deze verzen, die ons Christelijk leven voeden, te lezen. God is mijn sterkte en de beschermer van mijn heil!
Geliefde broeders, wanneer de twijfel opkomt, wanneer de moed je in de schoenen lijkt te zakken, wanneer je moe bent omdat je zoveel taken te vervullen hebt, wanneer je geen licht meer aan het eind van de tunnel ziet, wanneer je op het punt staat om op te geven en de nederlaag te aanvaarden, is het goed je te herinneren dat Onze Heer Jezus Christus je kracht is. Deze gedachte deed Sint Paulus uitroepen: “Als God voor ons is, wie is dan tegen ons?”
Dit vers uit het Epistel aan de Romeinen, dat ik gekozen had voor het gebedsprentje ter herinnering aan mijn priesterwijding, is mij zeer dierbaar – “Als God voor ons is, wie is dan tegen ons?” God is onze sterkte en onze bescherming en niets of niemand kan ons tegenhouden of ons neerhalen als we met God zijn, onder zijn bescherming. Wie is tegen ons? Natuurlijk, door voor God te kiezen, zullen legers van vijanden tegen ons opstaan, maar wat kunnen zij ons doen? Zelfs wanneer zij ons leven nemen, dan zou het ons alleen ten goede komen.
Zo, geliefde broeders, we hebben geen excuus om onze plichten ten opzichte van God, vooral de heiliging van onze ziel, dat werkelijk een plicht is, te verwaarlozen. Verleidingen? Dat is geen excuus. Moeilijkheden. Zij zijn geen excuus. Onze zwakte? Dat is ook geen excuus. Natuurlijk kunnen wel vallen, en God weet hoe zwak het vlees is, maar we kunnen onze plichten niet verwaarlozen en goed uit ons leven verjagen alleen omdat we denken dat wij niet kunnen doen wat Hij van ons verlangt. Wat een misdaad tegenover Hem! Wat een gebrek aan geloof! Wat een schande! Niets kan zo een verzaking rechtvaardigen.
Geliefde broeders, door voor God te kiezen nemen wij niet de makkelijkste weg. Het is weer Sint Paulus die ons vertelt dat wij zijn gedoopt in de dood van Jezus Christus. Wij zijn met Hem begraven. Dit is niet zomaar een beeld, een mooie poëtisch uitgedrukte gedachte. Wij zijn werkelijk dood en begraven met Jezus Christus en met deze waarheid gaan enkele zeer reële verantwoordelijkheden gepaard, die we in een woord kunnen samenvatten: het Kruis!
Het Kruis van Jezus Christus! Wij hangen het graag aan onze muren, dat is leuk, maar gewoonlijk hebben we het niet graag op onze schouders. Maar onze schouders is de meest geschikte plaats voor het kruis. We vinden het leuk om het Kruis te begrijpen en erover te denken, maar wij vinden het niet leuk om haar te dragen. Echter, voordat we een mooi concept hebben om te bregrijpen en over na te denken, zullen we het eerst moeten omarmen en dragen. Het Kruis is onze weg naar verlossingen en de bron van ons leven. Er is geen verlossing en geen leven zonder het Kruis.
Nu komt gewoonlijk het bezwaar: “Maar ik kan dit kruis niet dragen. Het is te zwaar! O God, alstublieft, ik zou graag mijn Kruis met Jezus willen dragen, maar alstublieft, geef mij een ander!”
O mensen van klein geloof! Weet je niet dat God beter weet wat goed voor je is. Weet je niet dat Hij volmaakt wijs is en dat Hij een ieder van ons geeft wat we nodig hebben. Als God jouw dit kruis geeft en niet een ander, dan is dat omdat dit het perfecte kruis voor jou is. En wees ervan verzekerd, Hij zal je de kracht geven om het te dragen.
“De Heer is de sterkte van zijn volk en de beschermer van het heil van zijn gezalfde.” Waar zal je de Heer vinden? Waar zal je de kracht en de bescherming vinden die Hij ons beloofd? Hier op deze plaats, aan het altaar, in het Sacrament van de Eucharistie. Luister naar Jezus: “Als Ik hen zo naar huis laat gaan, zonder dat zij gegeten hebben, zullen zij onderweg bezwijken; want sommigen zijn van verre gekomen.” Ons huis is de hemel en is ver van hier. God weet dat en geeft ons het voedsel dat ons sterk genoeg maakt om in staat te zijn ons eeuwige thuis te bereiken. Paus Sint Pius X, nadat hij de Jansenistische dwaling, die dit ontkende, veroordeelde, leert dat Onze Lieve Heer van ons verlangt dat wij Hem dagelijks in het Sacrament van het altaar ontvangen. Dit vrome gebruik versterkt de band met Onze Lieve Heer en is de beste manier om onze ziel in een staat van genade te houden.
Geliefde broeders, de Heer is onze sterkte en ik hoop dat jullie niet zo dom zijn om hem af te wijzen. Het feit is dat zonder Hem jullie telkens weer in doodzonde zullen vervallen. Maar God geeft jou de middelen om je ziel in een staat van genade te houden. Beledig hem niet door Zijn genadegaven af te wijzen. Moge Onze Lieve Vrouw ons leiden naar het altaar en ons helpen met de voorbereiding op de ontvangst van de Heilige Communie. Dat is al het vroege begin van de Hemel.
Vertaald uit het Engels Bron: http://defidecatholica.blogspot.com/2006/07/lord-is-strength-of-his-people-and.html
zaterdag 8 juli 2006
De liturgische hervorming van Vaticanum II is nooit van de grond gekomen
Interview met Malcolm Ranjith, secretaris van de congregatie voor de eredienst.
Q: De indruk wordt gewekt dat de liturgie voor Benedictus XVI een grote prioriteit heeft.
A: Dat klopt. Wanneer wij terug kijken op ontwikkeling van de liturgie gedurende de afgelopen jaren, zien wij hoe belangrijk het luisteren naar God en het in aanraking komen met het trancendente is. De Kerk is zich altijd bewust geweest dat haar liturgisch leven naar God gericht moet zijn, en een diepe mystieke atmosfeer met zich mee moet brengen. Nu, sinds een aantal jaren is het de tendens geweest om dit te vergeten, en daarvoor in de plaats te stellen de geest van algehele vrijheid, die alles open laat voor een ongefundeerde en oppervlakkige creativiteit.
V: Is de liturgie een onderwerp van controverse, van debat binnen de kerk geworden, ja zelf een factor van serieuze verdeeldheid?
A: Ik denk dat dit een puur Westers fenomeen is. Secularisate heeft in het Westen geleid tot een diepe kloof tussen hen die zijn gevlucht in mysticisme, en het leven vergeten, en hen die de liturgie trivialiseren, haar beroven van haar rol als bemiddelaar van het trancendente. In Azie – bijvoorbeeld in Sri Lanka, mijn eigen land – is iedereen, onafhankelijk welke godsdienst zij aanhangen, zich er terdege van bewust dat de mens aangetrokken moet worden door het transcendente. En dit behoort ook te worden weerspiegeld in het leven van alledag. Ik denk niet dat het gevoel voor het goddelijke moet worden verlaagd tot het menselijke niveau, maar dat de mens behoort te worden verhoogd naar het bovennatuurlijke niveau, waar hij tot het goddelijke mysterie kan naderen. Nu, de verleiding om het goddelijke mysterie de les te lezen, om haar onder controle te krijgen, is sterk in een maatschappij die de mens vergoddelijkt, zoals de Westerse maatschappij doet. Geloof is een gave: liturgie wordt niet bepaald door de mens, maar door dat wat God doet ontstaan. Het veronderstelt een houding van aanbidding van God de schepper.
Q: Denkt u dat de conciliaire hervorming te ver ging?
A: Het is niet een vraag van anti-conciliar of na-conciliar, conservatief of progressief zijn! Ik denk dat de liturgische herovmring van Vaticanum II zelfs nooit van de grond is gekomen. Bovendien begon deze liturgische hervorming niet met Vaticanum II: in werkelijk gaat zij het Concilie vooraf, is zijn ontstaan in de Liturgische Beweging aan het begin van de 20ste eeuw. Als men zich houdt aan dat wat het Tweede Vaticaan Concilie in de constitutie Sacrosanctum Concilium zegt, gaat het er om de liturgie tot de toegangsweg tot het geloof, en de veranderingen werden verondersteld op een orgnaische manier voort te komen, steeds kijkend naar de traditie en niet en niet lukraak. Er zijn veel tendensen geweest die hebben de autenthieke betekenis van de liturgie uit het oog hebben verloren. Men zou kunnen zeggen dat de richting van het liturgische gebed in de postconciliare hervorming niet altijd de reflectie van de documenten van Vaticanum II is geweest, en in deze zin, zou men kunnen spreken van een noodzakelijk correctie, een hervorming van de hervorming. De liturgie moet weer teruggewonnen worden, in de geest van het Concilie.
Q: Door welke concrete maatregelen?
V: En voor hen die volgden, met een groot gevoel voor gehoorzaamheid, de na-concilaire hervormingen – moet hen worden verteld dat zij het fout hadden?
A. Nee, dit behoort geen ideologisch probleem te worden. Mij is opgevallen hoe veel jonge priester hier [Frankrijk] graag de Tridentijnse ritus celebreren. Het moet verduidelijk worden dat deze ritus, volgens het missal van Pius V, niet verboden is. Moet haar gebruik zelf meer worden bevorderd? Dat is aan de paus om te beslissen. Maar het is zeker dat een nieuwe generatie op zoek is naar een grotere gerichtheid op het mysterie. Dit is niet een vraag van vorm, maar van substantie. Om van liturgie te spreken, wat noodzakelijk is, is niet een wetenschappelijke of histisch-theologische geest alleen, maar bovenal een houding van meditatie, gebed en stilte. Eens temeer, dit is niet een vraag van het zijn van progressief of conservatief, maar eenvoudig van het toestaan van de mens om te bidden, te luisteren naar de stem van God. Wat gebeurd in de viering van de Glorie van God is niet een louter menselijke realiteit. Wanneer men dit mystieke aspect vergeet, alles raakt door elkaar en verward. Wanneer de liturgie haar mystieke en hemelse dimensie verliest, wie blijft er dan over om de mens te helpen zichzelf te bevrijden van het egoïsme en de eigenwaan? De liturgie moet boven alles een weg naar de vrijheid zijn, voor de mens een deur naar het oneindige.
Vertaald uit het Engels. Bron: http://thenewliturgicalmovement.blogspot.com
donderdag 6 juli 2006
Tu es Petrus...
...Et super hanc petram
aedificabo
Ecclesiam meam.
Pater Laurent Demets FSSP
“Wie is de Mensenzoon?” Toen Jezus deze vraag stelde was dit niet de eerste keer dat hij de uitdrukking “Mensenzoon” gebruikte. Desondanks riep hij bij velen vragen op. Sommigen dachten dat de Mensenzoon Johannes de Doper was; anderen dat Hij Elias was, en nog anderen dat Hij Jeremiah of een van de andere profeten was. Niemand onder hen beleed dat Hij de Messias, de Zoon van God, was. Veel Joden zagen in Jezus een buitengewoon mens, maar zij beleden zijn goddelijkheid niet.
Deze fout is vandaag de dag nog steeds relevant. De meerderheid van de mensen geloven in Jezus, of ten minste in een bepaalde Jezus, maar velen van hen geloven niet dat Hij God is. Hun geloof zou best wel een weg naar het Geloof kunnen zijn, maar het is het Geloof nog niet en als zodanig is zij nutteloos voor het eeuwige leven. Voor sommigen is Jezus een groot mens, misschien wel de grootste mens uit de geschiedenis. Voor anderen was hij alleen maar een avatar van het goddelijke, net zoals bijvoorbeeld Buddha of Krishna. Maar Hij was niet de Zoon van God die in de wereld is gekomen om ons te verlossen. Zij herkennen deze waarheid niet als noodzakelijk voor hun verlossing.
”Maar wie zegt gij dat ik ben?” Welnu, dit is de vraag die aan jou wordt gesteld. Realiseer je goed, de priester stelde deze vraag eens aan jou; op de dag van je doopsel. “Gelooft gij in Jezus Christus, Zijn enige Zoon, Onze Heer, die in deze wereld is geboren en die heeft geleden?” Geloof jij dat Jezus Christus de Zoon van God is, God Zelf en jouw enige Verlosser? Het antwoord is ja of nee. Hetzij je gelooft dit, of je gelooft dit niet, en het feit dat je gelooft of niet zal je gehele leven en vooral je eeuwigheid bepalen. De woorden van Jezus zijn duidelijk en definitief: “Hij die geloofd en gedoopt is, zal worden gered: maar hij die niet geloofd zal verloren gaan.”
Deze woorden schijnen hard aan te komen, vooral vandaag in een wereld van relativisme die, in naam van de rede, niets wil weten van het begrip waarheid, zelfs al is de waarheid precies het onderwerp van de rede. Eens heeft Jezus gevraagd om een oefening van Geloof in de Eucharistie. Hij zei: “Want mijn vlees is waarlijk spijs: en mijn bloed is waarlijk drank. Hij die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt blijft in Mij en Ik in hem”. Maar de rede, in opstand gekomen tegen dat wat zij niet kan begrijpen, riep uit: “Deze rede is hard, wie kan dezelfe horen?” Toen richtte Onze Lieve Heer zich naar de twaalf, en verwachte van hen het juiste geloofsantwoord. Deze kwam uit de mond van Simon-Petrus: “Heer naar wie zullen wij gaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven. En wij hebben geloofd en hebben geweten, dat gij zijt de Christus, de Zoon van God.” Dit was de geloofsbelijdenis van Capharnaum.
Vandaag stelt Jezus een andere vraag. “Maar wie zegt gij dat ik ben?” En opnieuw komt het antwoord van Simon-Petrus: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Dit is de geloofsbelijdenis van Caesarea.
Petrus weet dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. Deze kennis komt van God, niet van vlees en bloed. De rede kan niet zelfstandig tot deze waarheid komen. Wij kunnen de goddelijkheid van Jezus Christus alleen door het geloof belijden! “Gezegend zijt gij, Simon Bar-Jona: want vlees en bloed hebben u dit niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is!” Gezegend hij die dit gelooft! Gezegend hij die het Geloof heeft!
Direct na deze geloofsbelijdenis stelde Onze Lieve Heer Simon aan als de rots waarop Hij Zijn kerk zou bouwen. Simon werd Petrus, dat in het Hebreeuws – Kephas – rots betekend en Christus beloofd hem de sleutels van het hemelse koninkrijk met de macht te binden en te ontbinden. In andere woorden, en dit is niet moeilijk te begrijpen, Petrus werd aangesteld als leider en hoofd van de Kerk. Zijn taak is hoofdzakelijk en essentieel een pastorale taak, dat betekent Petrus moet zijn kudde beschermen en verdedigen en haar leiden naar de eeuwige weiden. Het woord “pastoraal” is in de afgelopen decennia te vaak gebruikt ten koste van het woord “dogmatisch”. Dit is onzin want ‘pastoraal’ en ‘dogmatisch’ zijn geen tegengestelden, zij sluiten elkaar niet uit, integendeel: ze veronderstellen elkaar. Petrus, die de universele herder van de kudde is, is ook de behouder en verdediger van het Geloof, want zonder Geloof gaat de kudde verloren. Dogma’s zijn niets anders dan Geloof uitgedrukt in menselijke woorden en een poging om, voor zover wij dat kunnen, het geheim van God te begrijpen.
“Weid mijne schapen!” De schapen van Jezus Christus hebben substantieel voedsel en melk van een goede doctrine nodig. Deze worden ons gegeven door de Kerk, door de Sacramenten en haar onderwijzing. Petrus is het hoofd van de Kerk. Als zodanig moeten de Sacramenten in eenheid met hem worden voltrokken en gecelebreerd; en hij staat borg voor het leergezag.
Laat ons bidden tot Sint Petrus, hoofd van de Apostelen, en voor zijn opvolger, Paus Benedictus XVI. Laat ons deze week bidden voor ons Generaal Kapittel, en ook voor het Generaal Kapittel van het Broederschap van Sint Pius X.
Moge onze Moeder, Koningin van de Apostelen, Petrus helpen bij zijn taak, voor de hoogste glorie van God en het welzijn van alle gelovigen… opdat er moge zijn één kudde en één herder.
Vertaald uit het Engels. Bron: http://defidecatholica.blogspot.com/2006/07/tu-es-petrus.htmlvrijdag 2 juni 2006
Voorstellen voor een hervorming van de Liturgie
maandag 27 maart 2006
Oecumene en Tolerantie
zaterdag 28 januari 2006
BOEKBESPREKINGEN: Cornelia de Vogel, een markante bekeerlinge
Door het publiceren van haar boek 'Ecclesia Catholica' in 1946 werd de toen kersverse bekeerlinge Cornelia de Vogel plotseling een bekende katholiek. In dit boek heeft ze geprobeerd, zoals de ondertitel ons vertelt, een 'redelijke verantwoording van een persoonlijke keuze' te geven. Ze was zich echter er terdege van bewust, dat voor een bekering meer nodig is dan de redelijke verantwoording die zij gaf, namelijk dat zo'n bekering uit geloof moet komen, uit een persoonlijk geloof dat innerlijk moet rijpen . Zij wist immers zelf uit ervaring dat iedere bekering een sterk persoonlijke kant heeft. Deze meer persoonlijke redenen voor haar overgang naar de katholieke Kerk hield de erg op haar privacy gestelde professor echter, op een enkele kleine, sporadische hint na, voornamelijk voor zichzelf. Dit gat heeft Paul Luykx in het onlangs verschenen boek 'Cornelia de Vogel: leven en bekering' geprobeerd te dichten. Hierbij legt hij, om het met zijn eigen woorden te zeggen, meer de nadruk op 'levenservaring' en 'psychologische achtergronden' daar waar De Vogel in haar boek zelf meer de nadruk legt op 'studie' en het 'louter geestelijk proces'. De eerste drie hoofdstukken geven dan ook een boeiend verslag van de persoonlijke weg die De Vogel naar de Moederkerk aflegde.
Bekering
Uit het boek van Paul Luykx komt Cornelia de Vogel, naar voren als een pientere, hoog getalenteerde, doortastende, maar ook koppige vrouw, die niet van goedkope antwoorden hield. Kortom een typische professor. De in 1905 geboren Leeuwardse was een echte zoeker en principieel denker, die al op zeer jonge leeftijd met de Griekse wijsgeer Plato vertrouwd raakte. Haar zoektocht naar de waarheid, de hoogste waarheid, de Logos, deed haar in eerste instantie via de theosofie, die zij als te irrationeel te licht bevond, in 1927 bij het orthodox protestantisme uitkomen, haar feitelijke bekering, alwaar zij de Logos vond. Paul Luyxk weet deze zoektocht aan de hand van Vogels dagboek goed weer te geven. Een citaat uit dit dagboek van 6 februari 1924 over een ingrijpende ervaring gedurende een augustusnacht in het voorafgaande jaar, dat als het startpunt van een intensivering van Vogels zoektocht kan worden beschouwd, wil ik de lezers hier niet onthouden:
'Toen heb ik aanschouwd de Eeuwigheid - zeg niet dat het niet kan, ik heb het zelf ondervonden. Eén ogenblik heb ik diep mijzelf aanschouwd, door te versmelten in het Al. Niet met een vaag gevoelen - met klaar-helder bewustzijn voelde ik, zàg ik, door de zuivere werking van mijn geest mij al het stoffelijke ontzinken; zàg ik de openbaring van Plato's Ideeënleer, zàg ik de Waarheid zelf - of liever: bewùst was ik in haar. Nooit nog had ik werkelijk ingezien, dat deze wereld nìet bestaat; woorden slechts waren het voor mij. Maar nu - o zalig oogenblik - verstond ik het plotseling hoe "het niet-zijnde is": deze wereld, zij ìs niet, want zij is slechts een verschijningsvorm van de Ideeënwereld - en tòch, zij ìs, want zij ìs de Ideeënwereld, door onze menselijke constitutie in deze vorm vernomen. Ik zag de werkelijkheid van de geest, de onwerkelijkheid van den stof, het niet-zijnde. [...] Oneindige God, U had ik aanschouwd. Nooit, nooit meer kon ik U verliezen.'
Na haar bekering tot het protestantisme verhaalt Luykx van de persoonlijke weg die de Vogel naar de katholieke Kerk voerde. Een weg die inderdaad zeer persoonlijk is, en waarvan het ook niet te verwonderen is dat Cornelia die voor haar zelf wilde houden. Door een affaire, zij het van haar kant een min of meer platonisch, ziet Cornelia een huwelijk op de klippen lopen. Geschokt door de zondigheid van dit gebeuren en haar rol die zij daarin heeft gespeeld, gaat zij hevig twijfelen aan de orthodox protestantse leer dat iedere zonde gelijkwaardig is. Daarnaast leed de Vogel ernstig aan reuma, waardoor zij met haar neus op het menselijk lijden werd gedrukt, en zich vragen stelde naar het nut daarvan. Door deze levenservaring weekte Cornelia los van de Calvinistische principes en ging ze verder op zoek. Haar vragen vond zij beantwoord in de katholieke Kerk, waarin zij 21 december 1944 te Wittem werd opgenomen.
Objectief?
Het ware goed geweest als Luykx hier was gestopt. Maar hij gaat door met het beschrijven van De Vogels aandeel in de jaren zeventig. We komen nu wel heel dicht bij het heden, en zoals gewoonlijk, komt dan des te sterker het probleem van subjectiviteit om de hoek kijken. Luykx heeft wel geprobeerd een objectieve stijl te handhaven, maar toch vallen er hier een daar een aantal gaten.
Zo probeert hij, aan het eind van het derde hoofdstuk, de wetenschappelijke stellingen over Plato van professor De Vogel te analyseren. Hij geeft weliswaar aan niet voldoende in het specialisme thuis te zijn om spijkers met koppen te kunnen slaan. Toch meent Paul Luykx te kunnen concluderen dat De Vogel haar wetenschap op 'verkorte-afstand' van de katholieke Kerk beoefende, en daarmee als 't ware in conflict kwam met de autonomie van niet-godsdienstige gebieden. Dit staat echter in schril contrast met het beeld van De Vogel dat de rest van het boek ons toont: iemand die zich laat leiden door onderzoeking. Vooral in het kader van de verderop in het boek beschreven houding van De Vogel ten opzichte van de pauselijke encycliek Humanae Vitae - een houding die verre van traditioneel katholiek en volgzaam was - lijkt deze constatering op zijn minst paradoxaal.
Daarnaast schrijft Paul Luykx Cornelia's angst voor protestantse invloeden en het daarbij gepaard gaande protest toe aan haar bekering. Het zou voor bekeerlingen, zoals De Vogel, niet te verkroppen zijn, dat de theologische problemen die ze tijdens haar bekering hebben moeten overwinnen nu door de moderne theologen eenvoudig kunnen worden overbrugd. Het blijft echter vreemd dat het boek 'De grondslag van onze zekerheid' waarin Cornelia haar bezorgdheid uitte, juist in orthodox protestantse kringen - de kringen waarmee ze heeft moeten breken - veel positiever werd ontvangen dan in katholieke kringen. Daarnaast valt nog hevig te twijfelen aan de door Luykx impliciet geponeerde stelling dat de theologische problemen daadwerkelijk overbrugd zijn.
Verder laten ook andere uitspraken uit het vierde kwart van dit boek een vervelende nasmaak achter bij de katholieke lezer die het orthodoxe geloof nog heeft bewaard. Daaronder reken ik onder andere de manier waarop Luykx de in zijn ogen kwalijke rol van De Vogel in de affaire Schillebeeckx behandelt. De eenzijdige en lafhartige manier waarop hij over prof. Van der Ploeg spreekt. Het omschrijven van de door Vaticaanse maatregelen gedempte levendige atmosfeer als een roomse variant op de 'zwarte-kousen-kerk'. Dit doet de lezer afvragen in welke mate de eerste drie hoofdstukken, die weliswaar een aardig beeld geven van de weg die De Vogel heeft afgelegd, en de keuze om voornamelijk de 'psychologische invloeden' te behandelen door deze subjectieve grondhouding beïnvloed zijn.
Paul Luykx: Cornelia de Vogel: Leven en bekering, Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2004, ISBN 9065508120